Lasegue
Het teken van Laseque is veelgebruikt diagnosticum om te bepalen of er al dan niet sprake is van een lumbosacraal radiculair syndroom
Uitvoering: de fysiotherapeut voert anteflexie in de art. coxae uit terwijl de art. genus in volledige extensie blijft bij de op de rug liggende patiënt.
Interpretatie: Indien er grimassen, afweerspanning en herkenbare pijn optreedt voor de 70 graden anteflexie, wordt er gesproken van het teken van Laseque. Dan is de test dus positief.
Waarde: De sensitiviteit en specificiteit zijn onvoldoende (64% respectievelijk 57%) maar de kwantiteit der angulatie (heupflexie) is een determinant voor de ernst van de radixprikkeling: en daarmee kan dientengevolge het beloop van de aandoening in beeld worden gebracht. Door de tests van Bragard (dorsaalflexie enkel) en Neri (flexie CWK) aan de SLR toe te voegen, nemen sensitiviteit en specificiteit toe. Deze tests kan als volgt. Indien de SLR positief is gebleken, wordt de angulatie in een zodanige hoeveelheid teruggebracht tot het punt waarop het teken van Laseque niet meer aanwezig is. Op dat moment worden Bragard, Neri of beide toegevoegd. Keert het teken van Laseque dan terug, zijn de test(s) van Bragard dan wel Neri positief.
Differerentiaal diagnostiek: De SLR is niet gemaakt als diagnosticum voor NRP, maar was een al bestaande test die later gebruikt werd om het teken van Laseque op te roepen. De test werd o.a. gebruikt om een hamstringverkorting aan te tonen. Indien de hamstrings zo verkort zijn dat de 70 graden angulatie niet wordt gehaald, voer dan spierrekkingen volgens Janda uit en voer de test daarna overnieuw uit. Verder kan ook een hypertone m. piriformis radixklachten geven. Dit toon je op dezelfde manier aan als de tests van Bragard en Neri: nu wordt er echter geen dorsaalflexie of nekflexie ingezet, maar een adductie en endorotatie in de heup. Is het teken van Laseque dan aanwezig, speelt een hypertone dan wel verkorte m. piriformis een rol bij het klachtenbeeld.