Patellofemoraal pijnsyndroom: verschil tussen versies
Geen bewerkingssamenvatting |
Geen bewerkingssamenvatting |
||
Regel 9: | Regel 9: | ||
Daarnaast wordt frequent gebruik gemaakt van de taping-methoden volgens Jenny McConnell. Hoewel verschillende onderzoekers geprobeerd hebben om een verklaring te geven voor het effect van de taping is dit tot nog toe niet gelukt. Zowel het mechanisch effect als het nociceptief effect zijn niet bewezen. Opmerkelijk is wel dat, hoewel de verschillende effectstudies geen verklaring konden geven, de taping-groep het in de onderzoeken beter deed dan de controlegroep. | Daarnaast wordt frequent gebruik gemaakt van de taping-methoden volgens Jenny McConnell. Hoewel verschillende onderzoekers geprobeerd hebben om een verklaring te geven voor het effect van de taping is dit tot nog toe niet gelukt. Zowel het mechanisch effect als het nociceptief effect zijn niet bewezen. Opmerkelijk is wel dat, hoewel de verschillende effectstudies geen verklaring konden geven, de taping-groep het in de onderzoeken beter deed dan de controlegroep. | ||
Er zijn veel mogelijke oorzaken voor het patellofemoraal pijnsyndroom. Een voorspellende factor voor een verhoogd risico is een vergrootte Q-hoek, de hoek waaronder de tibia aankomt op het femur. Daarnaast kunnen kapsulaire | Er zijn veel mogelijke oorzaken voor het patellofemoraal pijnsyndroom. Een voorspellende factor voor een verhoogd risico is een vergrootte Q-hoek, de hoek waaronder de tibia aankomt op het femur. Daarnaast kunnen kapsulaire ''afwijkingen'' zorgen voor een afwijkend bewegingsverloop van de patella. Belangrijkste verschijnselen zijn laterale/mediale tilt, posteriore/inferiore tilt, laterale/mediale shift, patella Alta/Baja en mediale/laterale rotatie. | ||
Het is aan te raden om, bij patellofemorale klachten, ook te kijken naar de stand van het bekken en de voeten. Afwijkingen in bekken- of voetenstand kunnen de mechanische krachten op de patella zodanig kunnen beïnvloeden dat er een verhoogde kans is op patellofemora pijn. | Het is aan te raden om, bij patellofemorale klachten, ook te kijken naar de stand van het bekken en de voeten. Afwijkingen in bekken- of voetenstand kunnen de mechanische krachten op de patella zodanig kunnen beïnvloeden dat er een verhoogde kans is op patellofemora pijn. |
Versie van 13 apr 2008 23:11
Het patellofemoraal pijnsyndroom is een aandoening met als voornaamste klacht pijn in een of vaak ook beide knieën, die men vooral bij adolescenten en jonge volwassenen aantreft.
Kenmerkend is het optreden van pijn in de knie als de knieschijf tegen het dijbeen wordt gedrukt. Dit treedt vooral op bij lopen, traplopen of fietsen. Ook bij lang zitten kan de pijn optreden. Andere namen die ook wel worden gebruikt zijn 'anterior knee pain', retropatellaire chondropathie en patellofemorale dysfunctie. Er bestaat geen consensus over de oorzaak. Sommigen claimen dat het niet goed 'sporen' van de patella in de femurgroeve een oorzaak is, anderen dat de kraakbeenlaag achterop de knieschijf vroegtijdige slijtage vertoont (dit zou dan de retropatellaire chondropathie zijn).
De aandoening is pijnlijk en kan de meestal jonge patiënten erg ongerust maken, vaak zijn ze bang op jonge leeftijd al minder valide te worden. Deze angst is onterecht; de aandoening is geen voorbode van vroegtijdige slijtage en gaat in het algemeen na enige maanden tot jaren vanzelf over.
De meest gepropageerde behandeling is versterking va de quadricepsspier, dit is de grote dijspier die zich aan de voorkant van het bovenbeen bevindt. Deze spier moet door gerichte krachttraining worden geoefend. Vooral de vastus medialis zal dan getraind worden.
Daarnaast wordt frequent gebruik gemaakt van de taping-methoden volgens Jenny McConnell. Hoewel verschillende onderzoekers geprobeerd hebben om een verklaring te geven voor het effect van de taping is dit tot nog toe niet gelukt. Zowel het mechanisch effect als het nociceptief effect zijn niet bewezen. Opmerkelijk is wel dat, hoewel de verschillende effectstudies geen verklaring konden geven, de taping-groep het in de onderzoeken beter deed dan de controlegroep.
Er zijn veel mogelijke oorzaken voor het patellofemoraal pijnsyndroom. Een voorspellende factor voor een verhoogd risico is een vergrootte Q-hoek, de hoek waaronder de tibia aankomt op het femur. Daarnaast kunnen kapsulaire afwijkingen zorgen voor een afwijkend bewegingsverloop van de patella. Belangrijkste verschijnselen zijn laterale/mediale tilt, posteriore/inferiore tilt, laterale/mediale shift, patella Alta/Baja en mediale/laterale rotatie.
Het is aan te raden om, bij patellofemorale klachten, ook te kijken naar de stand van het bekken en de voeten. Afwijkingen in bekken- of voetenstand kunnen de mechanische krachten op de patella zodanig kunnen beïnvloeden dat er een verhoogde kans is op patellofemora pijn.