Complex Regionaal Pijn Syndroom: verschil tussen versies
Regel 47: | Regel 47: | ||
Richtlijnen en protocollen proberen in zijn algemeenheid meer houvast en uniformiteit te geven in de verschillende processen van het handelen. | Richtlijnen en protocollen proberen in zijn algemeenheid meer houvast en uniformiteit te geven in de verschillende processen van het handelen. | ||
In de [http://www.cbo.nl/product/richtlijnen/folder20021023121843/rl_crps_2006.pdf richtlijn] CRPS-1 van het CBO -Nederland is op dat niveau koploper- staan onder andere de diagnostische criteria van Veldman et al, en van de IASP. | In de [http://www.cbo.nl/product/richtlijnen/folder20021023121843/rl_crps_2006.pdf richtlijn] CRPS-1 van het CBO -Nederland is op dat niveau koploper- staan onder andere de diagnostische criteria van Veldman et al, en van de IASP. | ||
Ook wordt wel gebruik gemaakt van de criteria van | Ook wordt wel gebruik gemaakt van de criteria van Bruehl. | ||
Voor de dagelijkse praktijk hebben allerlei beeldvormende technieken en bloedonderzoek geen toegevoegde diagnostische waarde, tenzij ter uitsluiting van een andere diagnose. | Voor de dagelijkse praktijk hebben allerlei beeldvormende technieken en bloedonderzoek geen toegevoegde diagnostische waarde, tenzij ter uitsluiting van een andere diagnose. | ||
Vooral het gaan herkennen van subgroepen in het ziektebeeld geeft mogelijk voor de toekomst meer houvast, om te voorspellen hoe het beloop zal zijn en welke behandeling er met name ingezet moet gaan worden. | Vooral het gaan herkennen van subgroepen in het ziektebeeld geeft mogelijk voor de toekomst meer houvast, om te voorspellen hoe het beloop zal zijn en welke behandeling er met name ingezet moet gaan worden. | ||
==Beloop en behandeling== | ==Beloop en behandeling== |
Versie van 24 mei 2007 13:11
Complex Regionaal Pijn Syndroom type 1 (CRPS-1) is een ziektebeeld waarvan vele aspecten nog steeds niet goed begrepen worden. De Duitse chirurg Paul Sudeck beschreef in 1900 als eerste dit ziektebeeld en werd daarna het Sudeck-syndroom genoemd. In 1947 verscheen een artikel van J.A. Evans, waarin hij dit syndroom de naam Reflex Sympathetic Dystrophy (RSD) gaf. In Nederland werd daarna gesproken van Posttraumatische Dystrofie (PD) of Reflexdystrofie (RD). The International Association for the Study of Pain (IASP) heeft in 1993 voorgesteld om de naam Complex Regionaal Pijn Syndroom type 1 (CRPS-1) te gebruiken. CRPS-2 is een andere benaming voor causalgie, waarbij de klachten zich manifesteren in een verzorgingsgebied van een objectief gelaedeerde zenuw.
Ontstaan, verschijnselen
De verschillende benamingen geven al aan dat het moeilijk is om een onbegrepen syndroom eenduidig te benoemen. Omdat er nog steeds geen gouden standaard voor de symptomen en tekens van dit syndroom is, bestaan er op alle delen van deze syndroombeschrijving (epidemiologie, aetiologie, symptomen en tekens, diagnostiek en therapie) onzekerheden. Het TREND Onderzoek, een samenwerkingsverband van 5 academische ziekenhuizen in Nederland, richt zich vooral op wetenschappelijk onderzoek naar CRPS.
Gemiddeld wordt CRPS-1 twee- tot vijfmaal vaker gezien bij vrouwen; bij het merendeel is sprake van een (operatie-)trauma (5-16% begint echter spontaan!); de gemiddelde klachtenduur bedraagt 8 maanden en driekwart herstelt goed van deze aandoening. Soms is er sprake van familiariteit en in een aantal gevallen ontstaat bij een nieuw trauma opnieuw CRPS-1 bij die zelfde patiënt.
De meest voorkomende symptomen en tekens zijn: abnormale pijn, zwelling, roodheid en warmte aan het distale deel van de extremiteit waar zich het trauma heeft voorgedaan. Range Of Motion (ROM) is beperkt en passief doorbewegen veroorzaakt extra pijn. Bij activiteit van het getroffen gebied ontstaat eveneens meer pijn. In ongeveer 5% van de gevallen vindt men in plaats van een warme een koude huidtemperatuur.
Neurologische symptomen zoals hypesthesie, hyperalgesie, allodynie en anesthesia dolorosa worden zeer frequent gezien. Ongecoördineerd bewegen, afname van spierkracht, tremoren en spierkrampen zijn beschreven. In extreme gevallen kan er sprake zijn van myocloniën of dystonie. De zogenaamde dystrofische verschijnselen zoals gestoorde zweetsecretie, gestoorde haar- of nagelgroei komt bij 50% van de gevallen voor. Aan het onderliggende bot kan eveneens atrofie optreden.
Ondanks dat het overgrote deel van de patiënten herstelt, kan ieder van de tekens of symptomen groteske vormen aannemen.
Soms breiden de klachten zich uit van distaal naar centraal in het aangedane been of arm, het kan oversteken naar de andere zijde en in zeldzame gevallen zelfs naar het gehele lichaam!
De grote hoeveelheid tekens en symptomen, die in wisselende mate en ernst kunnen voorkomen, geeft aan dat het om een complex ziektebeeld gaat. De overige onderdelen van de benaming CRPS-1 dekken de lading echter niet, want de aandoening is meer dan pijn alleen en het blijft niet altijd beperkt tot regionaal.
Het is niet bekend waarom deze aandoening, na een trauma of spontaan, ontstaat. Symptomen en tekens zijn wel voor een deel te herleiden tot een ontstekingsmechanisme, deels als een vasculaire ziekte en deels als een aandoening van het perifere en centrale zenuwstelsel. Er wordt gesuggereerd dat life-events en psychische stress een rol zouden kunnen spelen in het ontstaan en onderhouden van CRPS-1. Dit is slechts gedeeltelijk wetenschappelijk onderzocht en vooralsnog zijn hiervoor geen harde bewijzen. Het ziektebeeld kan wel een hoge lijdensdruk geven en als gevolg daarvan psychische problemen.
Diagnostiek
Het kan niet genoeg benadrukt worden dat voor een patiënt niets zo erg is als onzekerheid over zijn of haar aandoening, te beginnen met de diagnose. Daar CRPS-1 in zijn verschijningsvorm een niet alledaagse ziekte is, wordt deze diagnose soms gemist, waardoor het beloop negatief beïnvloed kan worden. Juist omdat nog zo weinig over CRPS-1 bekend is, bestaan allerlei verschillende meningen over de diagnostiek. Richtlijnen en protocollen proberen in zijn algemeenheid meer houvast en uniformiteit te geven in de verschillende processen van het handelen. In de richtlijn CRPS-1 van het CBO -Nederland is op dat niveau koploper- staan onder andere de diagnostische criteria van Veldman et al, en van de IASP. Ook wordt wel gebruik gemaakt van de criteria van Bruehl. Voor de dagelijkse praktijk hebben allerlei beeldvormende technieken en bloedonderzoek geen toegevoegde diagnostische waarde, tenzij ter uitsluiting van een andere diagnose. Vooral het gaan herkennen van subgroepen in het ziektebeeld geeft mogelijk voor de toekomst meer houvast, om te voorspellen hoe het beloop zal zijn en welke behandeling er met name ingezet moet gaan worden.
Beloop en behandeling
Behalve dat het merendeel van de patiënten herstelt, valt nog niet goed vooraf te voorspellen hoe bij een individuele patiënt het beloop zal zijn. Dit geldt zowel voor de duur van de klachten als de mogelijke uitbreiding van het gebied van de klachten.
Evenals op de andere onderdelen van CRPS-1 bestond op het gebied van de behandeling van CRPS-1 geen consensus. De grote variëteit aan klachten rechtvaardigt bovendien geen eenduidig recept. De richtlijn van het CBO en recente resultaten van onderzoek brengen meer lijn in de te volgen behandeling. Grofweg valt die in te delen in behandeling door de medicus, de fysiotherapeut en de psycholoog.
De medicus
De reeds eerder genoemde richtlijn van het CBO geeft een uitgebreid overzicht van werkzame en niet-werkzame medicamenteuze therapie. Veelal is dit gebaseerd op hypothesen ten aanzien van ontstaanswijze of pathologie. Pijnbestrijding door ruggemergstimulatie, amputatie en operatieve sympathectomie zijn interventies die slechts incidenteel bij ernstige klachten ingezet worden. Hierbij bestaat namelijk het gevaar dat het operatietrauma tot hernieuwde of zelfs verergering van klachten kan leiden.
De fysiotherapeut
Omdat bijna alle patiënten problemen hebben met hun bewegingsfuncties, is in veel gevallen de begeleiding van een fysiotherapeut onontbeerlijk om tot een goed functieherstel te komen. De rode draad in de behandeling is dat vrijwel elke vorm van pijntoename ten gevolge van bewegen vermeden moet worden, omdat dit verdere schade zal toebrengen (pijncontigent behandelen). Onderzoek van Margreet Oerlemans (UMC StRadboud te Nijmegen) heeft er mede toe geleid dat fysiotherapeutische behandeling is opgenomen in de CBO-richtlijn.
== Niveau 2 ''Het is aannemelijk dat fysiotherapie bij CRPS-I van de bovenste extremiteit gunstige effecten heeft op de stoornissen en het omgaan met de aandoening.'''''''''' A2 Oerlemans 1999, 2000 B McCabe 2003 C Fialka 1992 ==
Hierbij wordt ingestoken op het beheersbaar maken van pijn, waarna geleidelijk oefentherapie wordt toegepast. Dit volgens het daartoe ontworpen protocol van behandeling (Oosterhof en Oerlemans). Aangezien deze richtlijn Evidence Based is, dient dit leidend te zijn in het huidige fysiotherapeutisch handelen.
Transcutane Electro Stimulatie (TENS):
== Niveau 4 ''Er is geen bewijs voor effectiviteit van TENS (transcutane elektrische zenuwstimulatie) bij CRPS-I.'''''
D Mening van de werkgroepleden==
Aanbeveling TENS (transcutane elektrische zenuwstimulatie) kan zonder risico als aanvullende therapie worden geprobeerd bij CRPS-I-patiënten. Het is alleen zinvol de behandeling te continueren als deze als werkzaam wordt ervaren.
Bij CRPS-1 aan de bovenste extremiteit kan bovendien de ergotherapeut voor de patiënt van betekenis zijn.
De psycholoog
Een belastende aandoening met soms veel pijn, zoals ook bij CRPS-1 het geval kan zijn, kan bij de patiënt leiden tot ziektegedrag dat herstelvertragend werkt. Eveneens kan de lijdensdruk door de patiënt als hoog ervaren worden. In die gevallen kan hiertoe een psycholoog geconsulteerd worden.
Een alternatieve aanpak
Recent (2004) ontstond er op het gebied van deze ziekte grote commotie doordat er in de media aandacht werd besteed aan een alternatieve genezeres in het voormalige Joegoslavië, mevrouw Shinka, die verschillende uitbehandelde patienten in korte tijd wist te genezen. Een Nederlandse delegatie met o.a. collega-fysiotherapeuten uit Hoogeveen ging met enkele in Nederland uitbehandelde patiënten naar haar toe, om samen met een filmcrew deze behandeling te kunnen zien en filmen.
Er viel op dat zij bepaald niet zachtzinnig met de patiënten omging, maar het aangetaste ledemaat juist krachtig manipuleerde. Een aanzienlijk percentage van de behandelde patiënten ging inderdaad sterk verbeterd naar huis! Haar benaderingswijze heeft in Hoogeveen mede geleid tot een aanpak waarbij geleidelijk functies en activiteiten opgetraind worden zonder pijncontingentie.
Mogelijk speelt pijn bij CRPS-1 een andere rol dan pijn ten gevolge van objectieve weefselschade. Een voorbeeld van de nieuwe benaderingswijze is het programma van het UMC St Radboud te Nijmegen, Pain Exposure in Physical Therapy (PEPT) bij CRPS-1. Deze aanpak kan bijna als een ‘paradigmawissling’ in de (oefentherapie-)behandeling van CRPS-1 genoemd worden en wordt op experimentele basis toegepast op basis van informed consent en ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek.