Diagnostische waarden: verschil tussen versies
Geen bewerkingssamenvatting |
Geen bewerkingssamenvatting |
||
Regel 57: | Regel 57: | ||
positief voorspelbarewaarde <font color="red"> '''93%''' </font> | positief voorspelbarewaarde <font color="red"> '''93%''' </font> | ||
negatief | negatief voorspelbarewaarde 95% | ||
prevalentie <font color="red"> '''34%''' </font> | prevalentie <font color="red"> '''34%''' </font> |
Versie van 5 aug 2007 15:02
In het domein van de klinimetrie wordt onderscheidt gemaakt tussen evaluatief en diagnostisch meten. Een diagnostische test kent een aantal specifieke termen waarmee de relevantie voor de dagelijkse praktijk kan worden ingeschat. De termen van het diagnostisch meten laten zich het best uitleggen aan de hand van de hieronder vermeldde 2 X 2 tabel. De cellen met aandoening 'aanwezig - niet aanwezig' stellen de uitkomsten voor gevonden met een gouden standaard. De cellen met test 'positief - negatief' stellen de uitkomsten voor zoals gevonden met het te onderzoeken diagnostisch meetinstrument.
|
Sensitiviteit (A/A+C) is het percentage terecht als positief aangegeven aanwezige aandoeningen.
Specificiteit (D/B+D) is het perceptage terecht als negatief aangegeven niet aanwezige aandoeningen. Deze twee begrippen geven de verdeling weer van de als terecht positief en negatief gediagnostiseerde onderzochtte personen. Deze verdeling zegt dus iets over de populatie niet iets over de test.
De positief voorspelbare waarde (A/A+B) is de achterafkans dat een positieve test ook daadwerkelijk een aanwezige aandoening goed diagnostiseerd. De negatief voorspelbare (D/C+D) waarden is de achterafkans dat een negatieve test ook daadwerkelijk een niet aanwezige aandoening goed diagnosticeerd. Deze kansen zeggen iets over de test niet iets over de populatie.
De prevalentie (A+C/A+B+C+D) is de voorafkans die een persoon uit de onderzochtte populatie heeft op het hebben van de aandoening.
Wat betekend dit voor de praktijk.
Als fysiotherapeut is het prettig om bij een test voor diagnostische doeleinde de patiënt achteraf te kunnen informeren over de waarde van de uitslag. Hoe groot is de kans dat de uitkomst de juiste is? De waarden die hiervoor het best geschikt zijn, zijn de positief en negatief voorspelbare waarden. Immers deze geven informatie over de waarde van de test. Wel moet rekening gehouden worden met de prevalentie. Indien de diagnostische waarden van een test vastgesteld zijn bij een groep met een hoge prevalentie, dan heeft dit invloed op de hoogte van de positief en negatief voorspelbare waarden. Indien de prevalentie van de aandoening in jou eigen patiëntenpopulatie lager is, dan die van het onderzoek waar je de diagnostische waarden hebt uitgehaald, dan verlaagd dit de kans op een juiste uitkomst.
Voorbeeld: The Thessaly test at 20° of knee flexion accurately detected meniscal tears Karachalios T, Hantes M, Zibis AH, et al. Diagnostic accuracy of a new clinical test (the Thessaly test) for early detection of meniscal tears. J Bone Joint Surg Am 2005;87:955–62.
De diagnostische waarden van de 'Thesally Test' voor meniscus letsels hebben Karachalios en collegae onderzocht. De test is afgezet tegen de MRI als gouden standaard. De uitkomsten staan hieronder in 2 tabellen genoteerd, zowel voor letsels van de mediale als laterale meniscus.
|
sensitiviteit 89%
specificiteit 97%
positief voorspelbarewaarde 93%
negatief voorspelbarewaarde 95%
prevalentie 34%
|
sensitiviteit 92%
specificiteit 96%
positief voorspelbarewaarde 69%
negatief voorspelbarewaarde 99%
prevalentie 9%
Als we kijken naar de uitkomsten dan valt op dat de sensitiviteit en specificiteit voor zowel de mediale als laterale meniscus rondom de 90% scoort, wat als goed te beoordelen valt. Op basis van deze uitkomsten zou je kunnen zeggen dat de 'Thesally Test' een prima test is voor het opsporen van meniscus letsels. Echter er is een verschil. Dit verschil wordt duidelijk als we de positief voorspelbarewaarden vergelijken. Daar zit een verschil van 24% tussen het voorspellen van een letsel van de mediale of laterale meniscus. Dit verschil zie je ook uitgedrukt in de prevalentie. De voorafkans (prevalentie) dat een patiënt een letsel had van de mediale meniscus was 34%, de voorafkans op een laterale meniscus letsel was 9%.
Willen we de gevonden waarden juist vertalen naar onze dagelijkse fysiotherapeutische praktijk dan is het belangrijk om vast te stellen of onze patiënten te vergelijken zijn met de groep die onderzocht is. Het kan goed mogelijk zijn dat de prevalentie in bv de eerstlijns fysiotherapie vele malen lager ligt, dit heeft consequenties voor de positief voorspelbare waarde. De kans dat bij een positieve 'Thesally Test' er in de eerstelijns fysiotherapie praktijk ook daadwerkelijk sprake is van bv een mediale meniscus letsel kan veel lager uitvallen dan de in het onderzoek vermeldde 93%.