Halliwick
Halliwick is een concept, dat oorspronkelijk is ontwikkeld om mensen met een (lichamelijke) beperking te leren zwemmen. Het concept werd begon in 1949 door James McMillan, een vloeistofmechanicus. Zijn einddoelen waren participatie en zelfstandigheid. Deze zelfstandigheid is een belangrijke voorwaarde voor het deelnemen aan therapeutische, recreatieve en sportieve activiteiten in een groep: de bereidheid om het evenwicht te verliezen en het weer kunnen opstaan zijn kern elementen.
Een Tien-Punten-Programma wordt gebruikt om de einddoelen te bereiken. Centraal in het programma state de rotatiecontrole, ook basis voor een tweede arm van het concept: de water specifieke therapie (WST). Dit deel is gericht op houdingscontrole, normaliseren van (bindweefsel)stijfheid en stimuleren van beweging. Halliwick wordt vooral gebruikt in de neurorevalidatie en in de pediatrie. Er zijn duidelijke overeenkomsten met klassieke methoden als NDT, het Motor Relearning Porgramme en de Conductieve Opvoeding van Petö. Halliwick is een problem-solving concept. De mogelijkheden en de constraints van patiënten worden in kaart gebracht om een systematische interventie in het water te kunnen uitvoeren met hulp van het Tien-Punten-Programma en/of de WST. De patiënt dient niet alleen in het water een functionele verandering te laten zien van diverse vaardigheden, maar zou ook op land deze veranderingen in de ADL moeten kunnen integreren.
Het Tien-Punten-Programma
Dit is niet in het Nederlands vertaald, en luidt:
Mental Adjustment Sagittal Rotation Control Transversal Rotation Control Longitudinal Rotation Control Combined Rotation Control Upthrust or Mental Inversion Balance in Stillness Turbulent Gliding Simple Progression Basic Movement
Vloeistofmechanica
De vloeistofmechanische eigenschappen van water vormen de basus voor deze interventie. Bijvoorbeeld: - turbulent bewegend water geeft weerstand, daarom zal een patiënt bij evenwichtsverlies langzamer vallen dan op het droge en is er tijd op te reageren - de opwaartse kracht ondersteunt het veranderen van een uitgangshouding, hetgeen mogelijk vestibulaire effecten heeft zoals bij de sensorische integratie - de opwaartse kracht compenseert deels de zwaartekracht en geeft een rotatiemoment (metacentrisch effect). Dit draaimoment kan bijvoorbeeld worden gebruikt op de belasting op het bindweefsel te modificeren