Achillespeesontsteking: verschil tussen versies

Uit FysioPedia
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
(New page: '''Achillespeesontsteking''' of '''tendinitis achilles''' (Latijn ''tendi'' = pees, ''itis'' = ontsteking) is een ontsteking van de achillespees (''[[ICD-...)
 
Geen bewerkingssamenvatting
 
(2 tussenliggende versies door 2 gebruikers niet weergegeven)
Regel 1: Regel 1:
'''Achillespeesontsteking''' of '''tendinitis achilles'''
'''(Richtlijn achillestendinose''')  
(Latijn ''tendi'' = pees, ''itis'' = ontsteking) is een [[ontsteking (geneeskunde)|ontsteking]] van de [[achillespees]] (''[[ICD-10]]'' M76.6).  
zie ook www.sportfysionoord.nl/download    www.proralph.nl decline board


Een achillespeesontsteking is een pijnlijke ontsteking van de pees zelf die tussen de grote kuitspier en de calcaneus (het hielbeen) loopt. Ook de weefsels rondom de achillespees kunnen ontstoken raken: voorste achillo-bursitis en/of die tussen de huid rond de hiel en de achillespees (= achterste achillo-bursitis). <br>
Werkgroep richtlijnontwikkeling (alfabetische volgorde):
Boekema, Roelof
Gokeler, Alli
Hamelink, Jan
Keijzer, Edwin
Pegels, Jan
Perdon, Having
Slagers, Anton
Snee vd, Eric
Eindredactie: Slagers, Anton
Netwerk Sportfysiotherapie Noord Nederland


Achillespeesontsteking ontstaat meestal als [[sportblessure]] bij overmatige belasting van de de achillespees bij [[hardlopen]] of als deel van een spanningsverwonding. Schoenen met te stijve zolen of een te zacht [[contrefort]] kunnen een vergrote spanning op de pees veroorzaken en daarmee achillespeesontsteking in de hand werken, verergeren of deze zelfs doen scheuren. Soms is er ook geen duidelijke reden aantoonbaar. De ontsteking is in het algemeen aseptisch: er komen geen micro-organismen aan te pas.
2
RICHTLIJN ACHILLESTENDINOSE
INLEIDING
De Achillespees, grootste en sterkste pees van het menselijk lichaam, is de
gecombineerde pees van de M. gastrocnemius en de M. soleus en brengt de krachten
over van deze twee kuitspieren naar het de calcaneus. De pees is een belangrijk
onderdeel van de spier-pees eenheid om de krachten over te brengen op het bot. Er
komen veel biomechanische krachten op de pees. Tijdens het lopen met een
loopsnelheid van 20 km per uur zijn krachten van 9kN waargenomen. Dit komt overeen
met 12,5 keer het lichaamsgewicht (1)
De bloedvoorziening het gebied 2-6 cm boven de distale insertie is arm (2-6). De
relatieve lage vaatdichtheid leidt tot een verhoogde kwetsbaarheid van de pees en speelt
dan ook een grote rol in het ontstaan van overbelastingsblessures.
Terminologie
De terminologie bij achillespeesklachten is vaak verwarrend en vertoond vaak geen
overeenkomst met met de pathologie van het probleem (2) . Termen zoals “tendinitis”
en “tendonitis” worden vaak gebruikt, ondanks het feit dat er bij biopsies geen
ontstekingsmediatoren in de pees zijn gevonden (normale prostaglandine E2
niveau’s)(3-6). Daarnaast worden vaak devolgende begrippen gehanteerd:
tenosynovitis, tendovaginitis, tenovaginitis, paratenonitis, peritendinitis, tendinitis,
insertietendinose, bursitis, (partieel) ruptuur en tendinose.
Lokale degeneratieve veranderingen in de pees worden vaak “tendinose” genoemd (7).
De term “degeneratief” heeft echter geen standaard beschrijving maar bevat een grote
variëteit van histologische verschijningsvormen (8-14).
“Degeneratieve” veranderingen veroorzaken niet altijd pijn. Bij een derde van de
asymptomatische individuen zijn er histologische veranderingen (15).
Verder worden de termen chronische tendinopathie, achillodynie en partiële ruptuur
nogal eens gebruikt. Over het algemeen is men het erover eens dat klachten in de
achillespees, indien er geen sprake is van plotseling ontstaan of hevige pijn,
gedefinieerd kunnen worden als tendinosis.
Deze richtlijn bevat het fysiotherapeutisch diagnostisch en therapeutisch proces van
chronische pijnklachten gelokaliseerd in de achillespees (2-6 cm boven de insertie op de
calcaneus). Uitgangspunt is dat de symptomen reeds langere tijd bestaan, meer dan drie
maanden, en dat het normale herstelproces stagneert.


Er zijn verschillende behandelingen mogelijk zoals: <br>
EPIDEMIOLOGISCHE GEGEVENS
- verminderen van de belasting, en dan met name de piekbelastingen
INCIDENTIE
- ontstekingsremmende injecties met corticosteroïden <br>
Chronische pijnklachten gelokaliseerd in de achillespees worden regelmatig gezien,
- ontstekingsremmende pijnstillers <br>
vooral bij hardlopers (16-28).
- koele of warme compressen <br>
Diverse publicaties vermelden dat de incidentie van achillespees klachten bij hardlopers
- dwarse fricties
tussen de 6-16% van alle voorkomende sportblessures is (19, 21, 23, 27, 29). Doordat
- rust
het aantal hardlopers sinds de jaren ’70 en ’80 snel is toegenomen almede de leeftijd
- hakverhoging ter vermindering van de belasting <br>
waarop sportbeoefening wordt bedreven, is de incidentie van achillespeesklachten
- lage intensiteit laser therapie, ook genoemd LILT, LLLT, softlaser of coldlaser. Er is enig bewijs voor de effectiviteit hiervan<ref>J M Bjordal1, R A B Lopes-Martins2 and V V Iversen. A randomised, placebo controlled trial of low level laser therapy for activated Achilles tendinitis with microdialysis measurement of peritendinous prostaglandin E2 concentrations. British Journal of Sports Medicine 2006;40:76-80; </ref>.
verhoudingsgewijs toegenomen (28).


Niet al deze behandelingen zijn bij alle besproken vormen van (peri)tendinitis achilles even goed. Het geven van corticosteroidinjecties in de pees zelf is zelfs gecontra-indiceerd wegens gevaar voor ruptuur.
3
Een hoge incidentie van achillespeesklachten wordt niet alleen bij hardlopen gezien,
echter ook bij andere sporten waarbij de achillespees repeterende belasting te verduren
krijgt zoals racketsporten, voetbal, basketbal en dans/ballet (27, 28, 30) .
Achillespeesklachten komen steeds vaker voor door het voortschreiden van de leeftijd
van de atleten. Onder andere Kvist beschrijft dat de overbelastingsblessures van de
achillespees meer voorkomen bij de oudere sporter vergeleken met andere
overbelastingsblessures (19, 25, 28, 31)
De incidentie van chronische achillespeesklachten is bij mannen veel hoger dan bij
vrouwen. Waarschijnlijk wordt dit veroorzaakt door een grotere en andere
sportparticipatie van het mannelijk geslacht (19, 28)
De symptomen worden niet alleen bij sporters gezien , maar ook bij personen die niet
lichamelijk actief zijn (23, 33, 34) . In een grote groep patiënten met chronische achilles
tendinopathie vond Åstrom geen relatie tussen de lichamelijke activiteit en de
histopathologische veranderingen (33). Men kan zich hierdoor afvragen of chronische
achillespeesklachten daadwerkelijk een situatie is welke samenhangt met overbelasting.
Echter, bij personen met een inactive levensstijl zou een korte wandeling genoeg
activiteit kunnen zijn om een overbelastingsklacht te provoceren in de achillespees.


[[Categorie:Bot-, spier- of gewrichtsaandoening]]
ETIOLOGIE EN PREDISPONERENDE FACTOREN VOOR ACHILLESPEES
BLESSURES
Zoals ook andere overbelastingsblessures heeft de overbelastings achillespeesblessure
een multifactoriele oorsprong (28). Kvist verdeeld de etiologische factoren in:
1. Causale factoren zoals verschillende vormen van overtraining.
2. Provocerende factoren zoals slecht materiaal en anatomische malalignments
3. Predisponerende factoren (temperatuur, ondergrond, exceptionele
trainingscondities)
Bij wedstrijdsporters worden de meeste overbelastingsblessures toegekend aan
herhaalde microtrauma over een lange periode, terwijl bij recreatieve sporters deze meer
aan acute overbelasting worden toegeschreven (28).
In deze concept richtlijn is gekozen voor een indeling in interne( persoonsgebonden) en
externe (omgevingsgebonden) factoren . Zie hiervoor tabel 1 en 2.
Hier moet wel bij vermeld worden dat er geen data beschikbaar zijn om deze
etiologische factoren van hardloopblessures te bevestigen (35). Voor het grootste deel
zijn het veronderstellingen die niet getoetst zijn of waarvan de relatie in
wetenschappelijke publicaties nooit zijn aangetoond.
 
tabel 1: interne faktoren gerelateerd aan achillespeesklachten.
Malalignments en biomechanische faktoren
Leeftijd
Geslacht
Lichaamsgewicht en –lengte
Spierfunctie en –lengte
Gewrichtsmobiliteit
Psychologische factoren
Algemene gezondheid
tabel 2: externe faktoren gerelateerd aan achillespeesklachten.
Trainingsfouten
Schoeisel
 
4
Eerder doorgemaakte trauma’s
Omgevingsfaktoren
Interne faktoren gerelateerd aan achillespeesklachten
Malalignments en biomechanische faktoren
Het wordt vaak beweerd dat excessieve enkelpronatie een aetiologische factor is bij de
meeste blessures van de onderste extremiteit (vooral voet en enkel), waar onder
overbelasting blessures van de achillespees (19, 36-40). Verschillende
standsafwijkingen en biomechanische stoornissen lijken een oorzakelijke rol te spelen
bij 58% (239 van de 441) van de atleten met overbelastingsklachten van de
Achillespees. Ook bleek dat de inversie was toegenomen bij personen met
Achillestendinitis (40). Er zijn echter geen goede gecontroleerde studies over de relatie
van overpronatie en achillespees overbelastings blessures voorhanden.
Er wordt erg verschillend gedacht welke gradatie van asymmetrieën symptomen kunnen
veroorzaken. Veel is geschreven over het belang van een beenlengteverschil (41-44).
Een significante relatie tussen kleine beenlengte verschillen en overbelastingsklachten
van de achillespees is tot dusver echter nooit gevonden.
Een varusstand in de voet zou aetiologisch van belang kunnen zijn omdat varus destress
in de mid-stand-fase vergroot door een trekkende kracht op de achillespees (45).
De pes cavus wordt vaak in verband gebracht met met achillespees overbelastings
klachten in het algemeen en bij bursa retrocalcanear in het bijzonder (46, 47). Een pes
cavus is specifiek risicivol wanneer het posterior-superior bone spur op de calcaneus
aanwezig is. Door vele auteurs wordt beschouwd dat de toegenomen prominentie van de
tuberositas superior of de posterior step van de calcaneas, insertieklachten kan
veroorzaken van de achillespees (48, 49). Tevens zou een pes cavus minder goed in
staat zijn minder goed in staat is schokken te absorberen en de neiging heeft om meer
stress te zetten op de laterale zijde van de achillespees.
 
Leeftijd
Overbelastingsblessures van de achillespees komen vergeleken met andere
overbelastingsblessures meer voor bij de oudere sporter (22, 50, 51). Op oudere leeftijd
verminderd de bloedvoorziening van de pees (52, 53). Tevens is er een afname in de
spier en gewrichts flexibiliteit (52, 53), spierkracht en neuromusculaire coördinatie (34,
55).
 
Geslacht
Kvist vond dat 76% van alle geblesseerde atleten van het mannelijk geslacht zijn, wat
overeenkomt met de 73% beschreven door Leppilahti et all (50) en de 69%
gerapporteerd door Clement et all (19). Geconcludeerd wordt dat dit verschil
veroorzaakt wordt door een grotere en andere sportparticipatie van mannen in vergelijk
met vrouwen Volgens Powell et all is geslacht geen belangrijke risicofactor voor
loopblessures.
Lichaamsgewicht en –lengte
Er is enig bewijs dat een hoog lichaamsgewicht en –lengte predisponerend zou kunnen
zijn voor overbelastingsklachten. In een serie van meer dan 1000 geblesseerde lopers
kwamen bij zwaardere lopers meer blessures voor dan bij lichtere lopers (44, 56, 57).
Met name indien het verhoogde lichaamsgewicht toegeschreven kan worden aan een te
 
5
hoog vetpercentage met daarbij tekort aan spierkracht, zal het pees-spiercomplex de
pees de verhoogde kracht moeten opvangen.
Bij Finse soldaten was de lichaamslengte een risicofaktor voor het ontstaan van
overbelastingsklachten van de knie en stressfracturen (44, 56, 58). De significantie van
deze faktoren voor achillespees overbelastingsklachten is niet bekend.
Spierfunctie en -lengte
Onvoldoende spierkracht, -lengte en gewrichtslaxiteit of stijfheid worden beschouwd
als risico factoren voor sportblessures (22, 40, 44, 56, 59). Beschreven wordt dat een
combinatie van deze factoren leidt tot stress-injuries. Onvoldoende spierlengte van het
gastrochnemius-soleus complex wordt in verband gebracht met vele ziektebeelden zoals
achillestendinitis, tibialis posterior tendinitis, fascitis plantaris en metatarsale stress
fracturen (20, 22, 45, 56). Deze hypotheses zijn echter nooit in wetenschappelijke
publicaties aangetoond.
 
Gewrichtsmobiliteit
Functionele instabiliteit van de enkel doet een groter beroep op de stabiliserende
werking van de onderbeenspieren. De kuitspier en de achillespees hebben hierin een
groot aandeel. Bij overbelasting kunnen achillespeesblessures optreden. Daarnaast
wordt beschreven dat een beperkt bewegend gewricht in de bewegingsketen, van laag
lumbaal tot MTP I, een ander bewegingsverloop tot gevolg heeft , waardoor de
achillespees overbelast kan worden (56).
 
Psychologische factoren
Individuele verschillen in perceptie kan gerelateerd zijn aan het vóórkomen van
blessures, echter het belang van deze relatie is onbekend. Het is beschreven dat mindere
mentale en motorische vaardigheden, zoals een lange reactietijd en persoonskenmerken
gerelateerd kunnen zijn met blessures aan het houdings en bewegingsapparaat (58, 60,
61). Teven zouden joggers met een competatieve trainingsmotivatie een verhoogd risico
op loopblessures hebben. Een verhoogd levens stress niveau zou ook een verhoogd
risico op deze blessures hebben (62, 63).
 
Algemene gezondheid
Chronische infecties kunnen leiden tot achillespees pijn syndromen (64). Tevens geven
diverse rheumatische aandoeningen, zoals m. Reiter, m. Bechterew en Reumatoide
Artritis een verhoogde kans op achillespeesblessure (65, 66). De aanwezigheid van deze
symptomen zou bij 4 % van de atleten met overbelastingsklachten van de achillespees
aanwezig zijn. Daarnaast zijn er ook relaties beschreven met het ABO bloedgroepen
systeem (69). Verder wordt er een relatie beschreven met andere chronische ziekten
zoals diabetes mellitus, nierinsufficiëntie, hypercholesterolaemie maar ook
alcoholmisbruik (56).
 
Externe faktoren gerelateerd aan achillespeesklachten
 
Trainingsfouten
De meest komende trainingsfout is “too much, too soon”. Overbelastingsblessures
worden veelal door trainingsfouten gevonden zoals: een snelle toename van
trainingsduur, intensiteit en/of frequentie van de training (8, 9, 68-75). Een verandering
van trainingsschema kort vóór het ontstaan van de blessure is beschreven bij 22 tot 56%
van de loopblessures (76, 77).
 
6
Het voorkomen van loopblessures wordt in verband gebracht met een grote wekelijkse
trainingsomvang en voorgeschiedenis met eerdere loopblessures (68-70, 76, 78). Vooral
inactieve mensen die plotseling beginnen met joggen zijn speciaal gepredisponeerd voor
blessures.
Vermoeidheid kan blessures veroorzaken; vermoeide spieren verliezen hun vermogen
om schokken te absorberen en de gewrichten van dynamische stabiliteit te voorzien (79,
80). Onvoldoende hersteltijd tussen de trainingssessies wordt ook als bijdragende factor
hierin genoemd.
De symptomen worden echter ook gezien bij personen die niet lichamelijk aktief zijn
(81,82). In een grote groep patiënten met chronische achilles tendinopathie vond
Åstrom geen relatie tussen de lichamelijke activiteit en de histopathologische
veranderingen (83). Men kan zich hierdoor afvragen of chronische achillespeesklachten
daadwerkelijk een situatie is welke samenhangt met overbelasting. Echter, bij personen
met een inactive levensstijl zou een korte wandeling genoeg activiteit kunnen zijn om
een overbelastingsklacht te provoceren in de achillespees.
 
tabel 3: trainingsmethoden als mogelijke oorzaak voor overbelastingsblessures van de onderste extremiteit.
Trainingsmethode
Training met excessieve intensiteit of duur
Gebrek aan fysiologische adaptatie
Gebrek om de specificiteit van een trainng te herkennen
Ongelijkmatige vermeerdering in trainingsprogramma
Plotselinge verandering in trainingsprogramma
Plotselinge verandering in trainingsondergrond
Loop/spring oefeningen op harde ,zachte te gladde of oneffen ondergrond
Onvoldoende warming-up
Onvoldoende algemene trainingen
 
Schoeisel
Sportschoenen worden beschouwd als een belangrijk attribuut in de preventie van
achillespeesblessures. Schoenen met een goed contrefort en een juiste demping zouden
in staat zijn de impact van de schok te minimaliseren en de voetafwikkeling te geleiden
(25, 83, 84). De hoeveelheid demping is afhankelijk van de ondergrond en van het
lichaamsgewicht van de sporter. Bij hardlopers wordt vaak veel aandacht geschonken
aan het maken van de juiste keuze tussen een neutrale schoen en een schoen met een
antipronatie of antisupinatie correctie. Een harde hielrand zou insertie pathologie
kunnen veroorzaken door schuurkrachten aan de dorsale zijde van de hiel. Tevens wordt
frequent aangegeven dat het niveauverschil tussen de voor- en achtervoet van belang is,
waarbij de hak hoger is dan de voorvoet. Er is in de literatuur geen bewijs voorhanden
tussen de relatie van schoeisel met het ontstaan van overbelastingsblessures (85).
 
Eerder doorgemaakte trauma’s
Omvangrijke en minder omvangrijke directe en indirecte blessures kunnen leiden tot
chronische posttraumatische pijn syndromen en tot de ontwikkeling van
overbelastingsklachten. Juist bij atleten kunnen kleine posttraumatische functionele
verstoringen leiden tot achillespees pathologie. Deze kleine posttraumatische
verstoringen lijken aanvankelijk vaak onbeduidend en verhinderen de atleet vaak niet
om door te sporten. Echter binnen enkele weken zouden ze tot achillespees
overbelastingsklachten kunnen leiden (19).
Omgevingsfactoren
Weersomstandigheden: Koud weer regen en met name tegenwind zullen de
buitensporter zwaarder belasten.
 
7
Het type sport is voor een groot deel in hoeverre deze faktor een rol speelt in de
etiologie van de overbelastingsklachten van de achillespees (2, 4, 22).
Tevens wordt vaak aangegeven dat een harde of gladde ondergrond predisponerend is
voor achillespeesklachten. Veel indoor loopvormen met met wenden en keren kunnen
achillespeesklachten veroorzaken. In een studie van Kvist bleek dat deze faktoren
slechts bij 2% van alle atleten met overbelastingsblessures van de achillespees een rol
speelden (22). Verder zijn er aanwijzingen dat
heuveltraining praedisponerend zou kunnen zijn voor het ontstaan van een
achillespeestendinitis
 
Doelgroep
De richtlijn is bedoeld voor (sport)fysiotherapeuten werkzaam in de eerste en tweede
lijn.
 
Verwijzing
De richtlijn veronderstelt een verwijzing van patiënten met een tendinosis van de
achillespees (2-6 cm boven de insertie op de calcaneus). De symptomen bestaan
meer dan drie maanden en het normale herstelproces stagneert.
Belangrijke verwijsgegevens bij patiënten met chronische pijnklachten
gelokaliseerd in de achillespees zijn:
- de verwijsreden
- de hulpvraag van de patiënt
- het beloop van het functioneren (activiteiten en participatie)
- gegevens met betrekking tot aanvullend onderzoek
- medicijngebruik
- co-morbiditeit
- de aanwezigheid van relevante biopsychosociale factoren, die van invloed
kunnen zijn op het beloop
- prognose.
 
De richtlijn gaat uit van een verwijzing van de patiënt door de huisarts, sportarts,
arboarts of medisch specialist. Er wordt in verwijzende en terugverwijzende zin
samengewerkt met deze disciplines.
Indien niet alle verwijsgegevens beschikbaar zijn worden deze tijdens het diagnostische
proces verkregen.
 
8
 
Diagnostisch proces:
Bij het methodisch fysiotherapeutisch handelen wordt uitgegaan van het proces
van probleemoplossing. In dit handelen zijn de volgende fasen te onderscheiden:
- de aanmelding/ verwijzing
- de anamnese
- het onderzoek
- de analyse ( met de formulering van de fysiotherapeutische diagnose)
- het behandelplan
- de behandeling
- de evaluatie (clinical reassening)
- afsluiting en de verslaglegging.
Het toepassen van de richtlijn voor het diagnostisch proces moet antwoord geven
op de vraag of er een indicatie is voor fysiotherapie. Deze fase bestaat uit
de anamnese en het fysiotherapeutisch onderzoek.
Uitgangspunt is de hulpvraag van de patiënt. De fysiotherapeut onderzoekt welke
stoornissen in functie, beperkingen in activiteiten en participatieproblemen bij de
patiënt op de voorgrond staan, wat de prognose is en welke behoefte aan
informatie er bij de patiënt bestaat.
 
Anamnese:
Door middel van het afnemen van een anamnese probeert de fysiotherapeut
een zo duidelijk mogelijk beeld te krijgen van het gezondheidsprobleem van de
patiënt: - wat is de hulpvraag van de patiënt
- wat is de voornaamste klacht
- wat is het beloop in de tijd:
- lokalisatie van symptomen
- aanvang van pijn en beloop sindsdien
- welke acties heeft patient tot nu toe ondernomen?
- welke sportieve activiteiten zijn uitgevoerd sinds het
ontstaan van symptomen en wat voor effect heeft dit op het
beloop gehad.
- recidiverende klachten? Beloop van eerdere episoden
- mogelijke predisponerende factoren uitvragen ( zie inleiding )
- wat zijn de gevolgen van de klacht voor het dagelijks leven
- wat zijn factoren die de klachten verergeren, verlichten of in stand
houden
- wat is de beleving van de klacht en de gevolgen daarvan.
In de anamnese dient de fysiotherapeut te achterhalen welke betekenis de patiënt
aan zijn klachten toekent: heeft de patiënt controle over zijn klachten en is er
sprake van bewegingsangst, zodat hierop bij de behandeling ingespeeld kan
worden.
 
Uit onderzoek naar nevenpathologie en het bestaan van chronische
achillespeesklachten bleek: Er zijn geen betrouwbare onderzoeksresultaten
gevonden,
 
9
die een oorzakelijk verband aantonen tussen nevenpathologie en het bestaan
van chronische achillespeesklachten, die vallen binnen deze richtlijn.
Subjectieve en objectieve meetmethoden zijn het begin van de behandeling en
gedurende de revalidatiefase zijn essentieel voor evaluatie van de behandeling. De
Victorian Institute of Sport Assessment (VISA) score is een betrouwbaar en valide
subjectief meetinstrument om het revalidatie proces te evalueren (86, 87). Dit
instrument is speciaal ontwikkeld voor de evaluatie van achilles tendinopathie en is
meer specifiek dan de classificaties van Blazina en Curwin die in het verleden zijn
ontwikeld (88, 89). De VISA score is een acht-vragen schaal voor de evaluatie van pijn,
functie en sport participatie met een maximum van 100 punten (zie bijlage). Het
kwantificeerd de symptomen en dysfuncties bij achillespees tendinopathie en is een
waardevol instrument in de evaluatie van herstel. Een probleem is echter dat de VISA
score engelstalig is. Het betrouwbaarheids onderzoek van Robinson is ook uitgevoerd
op deze engelstalige versie. Deze test is door ons vertaald vanuit de engelse naar de
nederlandse taal. We hebben zoveel mogelijk de letterlijke tekst en pagina-opmaak van
de orginele test proberen te behouden maar toch moet deze test nog gevalideerd worden
voor de nederlandse taal.
In deze richtlijn wordt het gebruik van de VISA-A (achilles) vragenlijst aanbevolen.
Resultaten: De VISA-A vragenlijst had goede test-hertest resultaten (r = 0,93);
Eigen metingen ( 3 testen, r = 0,90) en onderlinge metingen ( r = 0,90) bleken
betrouwbaar en bleven constant, bij vergelijkingen met een week tussentijd
( r = 0,81). De gemiddelde VISA-A score ( 95% verschil in betrouwbaarheid)
in de niet-operatieve patiëntengroep was 64 ( 59-69) in de pre-operatieve
patiëntengroep 44 ( 28-60) en in de controlegevallen/groep ging het de 96 ( 94-99)
te boven. Dus was de VISA-A score hoger in de niet-operatieve groep dan in preoperatieve
groep ( p= 0,02) en hoger in de controle groep dan in de beide
patiëntengroepen ( p < 0,001)
 
Conclusie: De VISA-A vragenlijst is betrouwbaar en vertoonde gestructureerde
waarde, wanneer gemiddelden werden vergeleken bij patiënten met een variatie
van ernst van Achillestendinose en controlegroepen. Het constante cijferresultaat
van de VISA-A vragenlijst heeft het vermogen nuttig te zijn in zowel de kliniek
als bij onderzoek. De test is niet ontworpen voor de diagnose.
(Verder onderzoek is geboden om te bepalen of de VISA-A score een prognose
kan aangeven.)
 
Onderzoek bij achillespees-tendinose (verantwoording)
Het onderzoek bestaat uit:
· inspectie;
· palpatie
· bewegingsonderzoek
· functionele testen
10
 
Inspectie
De inspectie is een algemeen fysiotherapeutische inspectie van de statiek in stand
met aandacht voor de stand van de rug, bekken. heupen, knieën en voeten.
Daarnaast een observatie tijdens het lopen, hetgeen informatie geeft over
looppatroon en belasting van de aangedane zijde(n). Vervolgens een inspectie in
buiklig op de behandeltafel. Grootheden die de aandacht verdienen zijn o.a. kleur,
zwelling, zichtbare verdikking(en) en omvangverschillen.
 
Palpatie
De fysiotherapeut palpeert in het verloop van de achillespees en niet alleen in het
gebied tussen 2-6 cm boven de calcaneus. Lokaliseert eventuele pijnpunten (denk
aan mogelijke differentiaaldiagnosen zoals bursae posteriorimpingement,
tractieapophysitis etc.) Palpeert eventuele zwelling en lokalisatie hiervan.
Palpeert tijdens actief bewegen naar crepitaties en om onderscheidt te maken
tussen peritendinitis (pijn en zwelling blijven op dezelfde plaats tijdens bewegen)
en tendinitis (pijn en zwelling bewegen mee).
Daarnaast de Thompsontest ter uitsluiting van een ruptuur van de achillespees.
 
Bewegingsonderzoek
Het actieve bewegingsonderzoek vindt plaats in belaste (staand) zowel als in
onbelaste positie plaats (zittend op rand van de onderzoeksbank met afhangend
onderbeen). De plantair- en dorsaalflexie worden getest. Gekeken wordt naar
afstand van hiel en tenen tot de vloer in stand en de bewegingsuitslag in het
bovenste spronggewricht in zit en daarbij eventueel optredende pijnklachten en
links rechts verschillen.
Het passief bewegingsonderzoek vindt plaats zittend op de rand van de
onderzoekstafel met afhangend been of in buiklig met rol onder het
enkelgewricht.. De plantair- en dorsaalflexie worden getest. De plantairflexie
eventueel met overpressure om posterior impingement uit te sluiten.
Er wordt gekeken naar de spierlengte van de m. gastrocnemius en de m. soleus.
Actief in belaste situatie zoals stand en in buiklig of zit voor passieve lengte.
 
Functionele testen
Hulpmiddel bij het vaststellen van de ernst van de klachten en de mate van
beperking c.q. beleving hiervan bij de patiënten zijn ons inziens mede vast te
stellen met behulp van vier functionele testen, afgeleid uit de VISA-A vragenlijst
(86).
De eerste twee zijn geschikter voor onderzoek en evaluatie, de laatste twee
geschikt voor effect meting in de thuissituatie.
1. Het tienmaal tot tenenstand komen op één been, de waarde van geen pijn
tot hevige pijn aan laten geven tijdens of direct na de herhalingen op een
Visueel Analoge Schaal (VAS). Men mag hierbij met de hand(en)
assisteren alleen voor het handhaven van de balans.
2. Hinkelen op één been tot maximaal 10 herhalingen. Direct aansluitend de
waarde van geen pijn tot hevige pijn door middel van een VAS aangeven.
3. Wanneer u normaal de trap afloopt, zo daar al sprake van is, is er dan
direct aansluitend geen pijn tot hevige pijn, door middel van de VAS te
scoren.
4. Op een vlakke ondergrond 30 minuten wandelen. Treedt er aansluitend
pijn op binnen twee uur? De waarde van geen pijn tot hevige pijn
aangeven door middel van een VAS.
 
11
De functionele testen zoals die hier zijn beschreven worden wel algemeen
gebruikt en beschreven, maar zijn niet gevalideerd. Ook is de test, zoals die
beschreven staat, onvoldoende gestandariseerd is. De test kan te gevarieerd
worden uitgevoerd door de verschillende patienten. Bij de eerste functionele test
kan immers gevarieerd worden in de hoogte van de tenenstand en het ritme van de
uitvoering. Ook bij de tweede functionele test kunnen deze verschillen optreden.
Eén van de hulpmiddelen om tot een meer gestandariseerde test te komen zou een
metronoom kunnen zijn. Verdere standarisatie van de test is dus noodzakelijk.
Omdat er op dit moment geen betere testen in de literatuur beschreven zijn worden
deze toch in deze richtlijn aanbevolen. Het gebruik van de VAS bij functionele
testen is aan te bevelen mede gezien het feit dat de VAS een valide
meetinstrument is voor de objectivering van pijn (90).
 
Analyse
Op basis van de interpretatie van de gegevens die zijn verkregen uit de anamnese,
aangevuld met medische verwijsgegevens, het onderzoek en de functionele testen,
wordt beoordeelt of er een indicatie voor fysiotherapie is.
Conclusie
Er is een indicatie voor fysiotherapie als uit de analyse blijkt dat er één of
meerdere onderzoeksvragen positief beantwoord zijn en de fysiotherapeut inschat
dat de problemen beïnvloedbaar zijn door fysiotherapie. Indien de fysiotherapeut
de indicatie voor fysiotherapie niet kan bevestigen neemt hij/zij contact op met de
verwijzer voor overleg en indien nodig vindt terugverwijzing naar de verwijzend
arts plaats.
Indien er om bepaalde redenen niet behandeld kan worden volgens de richtlijn, is
het aan te raden deze te vermelden.
Behandelplan
Wanneer er wel een indicatie voor fysiotherapie wordt verkregen uit de analyse
wordt er in overleg met de patiënt een behandelplan opgesteld. Het behandelplan
omvat de fysiotherapeutische behandeldoelen en de prioriteitsstelling van deze
behandeldoelen. Als de patiënt tevens in behandeling is bij een andere discipline,
welke in relatie staat tot de hulpvraag, vindt afstemming plaats met deze
discipline. De behoefte aan informatie, adviezen en coaching die tijdens het
diagnostisch proces in kaart is gebracht, dient als uitgangspunt voor het
voorlichtingsplan en/of behandelplan.
 
12
 
Verantwoording van het therapeutisch proces
Biopsychosociaal model
Tijdens het fysiotherapeutisch diagnostische en therapeutische proces staat het
biopsychosociaal model centraal. De uit het onderzoek voortkomende belemmerende
factoren, die een normaal herstel in de weg kunnen staan worden geïntegreerd in het
therapeutisch proces.
Wetenschap en excentrisch trainen
In het onderzoek van Mafi et al (91) werd er gekeken naar de resultaten tussen
excentrisch trainen in vergelijk met concentrisch trainen bij achillespees tendinose.
Vierenveertig patiënten, onderverdeeld in twee groepen van tweeëntwintig patiënten
met een gemiddelde leeftijd van 48 jaar deden mee. ( 12 mannen en 10 vrouwen).
De pijn werd vastgelegd met een VAS schaal en er werd een tevredenheids onderzoek
gedaan voor en na afloop van de behandeling. De patiënten moesten gedurende twaalf
weken, 2x daags een excentrisch of een concentrisch programma uitvoeren. De training
moest bij voorkeur uitgevoerd worden op de trap.
Beide groepen kregen de instructie de training uit te voeren ondanks de pijn en de
eventuele negatieve reacties in de pees. Na 6 weken werden de patiënten gezien door de
fysiotherapeut om er zeker van te zijn dat de oefeningen correct werden uitgevoerd en
dat de weerstand in de loop der tijd was aangepast.
Uit het onderzoek kwamen de volgende resultaten naar voren:
Voor de behandeling hadden alle patiënten pijn bij joggen en wandelen.
Na het excentrisch trainen was 82% van de patiënten tevreden ( 18/22) en
functioneerden weer op het niveau voor de blessure.
Bij het concentrisch trainen was 36% van de patiënten tevreden ( 8/22) en
functioneerden weer op het oude niveau. De resultaten van het excentrisch trainen in
vergelijk met het concentrisch waren significant beter. ( p<0,002)
De 18 patiënten scoorden op de VAS schaal (69) voor de behandeling en (12) na de
behandeling met excentrisch trainen. Bij de patiënten, die niet tevreden waren was de
score (44) na de behandeling. In de groep van het concentrisch trainen scoorden de 8
patiënten voor de behandeling (63) en na de behandeling was de score (9). De 14
patiënten die niet tevreden waren scoorden na afloop op de VAS (60).
De onderzoekers kunnen niet verklaren waarom het excentrisch trainen betere resultaten
geeft dan het concentrisch trainen. Theoretisch zou de verklaring gezocht kunnen
worden in het feit dat er een excentrische krachtstoename ontstaat in de kuitmusculatuur
of dat er een verlenging optreedt in de spierpees overgang en er consequent minder
krachten op de pees komen bij bewegen.
Daarnaast is er een gerandomiseerd onderzoek door Silbernagel et al (92).
In deze studie namen 49 patiënten deel (13 vrouwen, 36 mannen). De inclusiecriteria
waaraan voldaan moest worden was de patiënten ouder zijn dan 18 jaar en chronische
pijn aan de achillespees hadden langer dan 3 maanden. Als exclusiecriteria golden een
operatie, Rheumatoide arthritis, Diabetes mellitus en andere ziektebeelden die een
relatie met klachten zouden kunnen hebben
 
13
 
De patiënten werden gerandomiseerd in experimentele of controle groep.
De drop-out bedroeg 9 patiënten. Dus in de resultaten werden 40 patiënten opgenomen
met in totaal 57 aangedane achillespezen.
De behandeling in de experimentele groep bestond uit
· Uitgebreide informatie
· Balansoefeningen
· Stretching van de kuitspieren
· Concentrische spierversterkende oefeningen voor de kuitspieren opbouwend
naar excentrische oefeningen.
Deze oefeningen werden 3 keer per dag uitgevoerd over een periode van 12 weken. Er
mocht geen toename van de pijn en stijfheid door oefenen ontstaan. De maximaal
toegestane pijnintensiteit bedroeg VAS < 5, waarbij de pijn volgende ochtend
afgenomen moest zijn. De patiënten in de controlegroep voerden in principe hetzelfde
trainingsprogramma uit, maar deden geen excentrische oefeningen. Zij hadden slechts
3-5 keer contact met de begeleidend fysiotherapeut gedurende een periode van 12
weken.
Uit dit onderzoek bleek dat bij follow-up na 1 jaar er een significante verbetering was in
opzicht van pijnvermindering tijdens of na lichamelijke belasting, tevredenheid over
lichamelijk activiteitenniveau en beoordeling van volledige genezing in de
experimentele groep tegenover de controlegroep.
De werkgroep kom tot de conclusie dat er voldoende wetenschappelijk bewijs
voorhanden is om het excentrisch trainingsprogramma te kunnen adviseren in deze
concept richlijn. De resultaten van beide onderzoeken dienen in de toekomst door
studies met een langere follow-up en grotere patiëntengroepen te worden gevalideerd.
Het programma welke door de werkgroep geadviseerd wordt, wordt hieronder
beschreven.
 
Excentrisch trainingsprogramma chronische Achillespeesklachten
De doelstellingen van de behandeling zijn reductie van pijn, het bevorderen van de
belastbaarheid van de achillespees en het weer kunnen oppakken van ADL- of
sportactiviteiten van voor de blessure. Wanneer de bevindingen niet in overeenkomst
zijn met een normaal te verwachten herstelproces dient naar mogelijke oorzaken
gezocht te worden. Vervolgens moet geïnventariseerd te worden of deze te beïnvloeden
zijn met fysiotherapie. Wanneer dit niet het geval is of er twijfels bestaan over de aard
van het letsel contact opnemen met de verwijzend arts of terugverwijzen.
De oefeningen worden uitgevoerd op een verhoging (bijv. traptrede) waarbij de patiënt
met de voorvoet op rand van de trede gaat staan. Op de aangedane zijde staand, laat de
patiënt met het volle lichaamsgewicht de enkel langzaam - middels een excentrische
contractie - in dorsaalflexie bewegen. Vervolgens duwt de patiënt zich met de niet
aangedane zijde weer terug naar de uitgangspositie (fig 1-4). De achillespees wordt dus
alleen excentrisch geoefend.
 
14
Fig. 1. Beginstiuatie excentrische oefening met knie in extensie Fig. 2 Excentrisch uitgevoerde dorsaalflexie van de linker
achillespees
Fig. 3. Beginsituatie excentrische oefening uitgevoerd met flexie
van de knie
Fig. 4. Excentrisch uitgevoerde dorsaalflexie van de linker
achillespees
Het trainingsprogramma ziet er als volgt uit:
· gedurende een periode van minimaal 12 weken wordt er twee keer daags
geoefend
· de oefeningen worden zowel met een rechte alsook een licht gebogen knie
uitgevoerd in 3 series van 15 herhalingen
· Wannneer het oefenen met het eigen lichaamsgewicht goed gaat, wordt de
intensiteit verhoogd door het gewicht toe te laten nemen door bv. een rugzak te
dragen met gewicht of speciaal daarvoor bestemde fitness-apparatuur.
· Daarvoor moet wel aan de volgenden criteria voldaan zijn:
1. een maximale pijnintensiteit VAS < 5 is toegestaan tijdens de oefeningen
2. De pijn mag niet aanhouden tot de volgende ochtend
3. geen progressieve toename van de pijn en stijfheid door het oefenprogramma
15
De oefeningen kunnen voor sporters in een later stadium eenvoudig uitgebouwd worden
naar sport specifieke oefeningen. Voorwaarde is dat er geen negatieve reacties meer zijn
na het belasten met de kracht- en uithoudingsvermogen training. De ultieme test is de
transfertraining waar de sporter begint met een algemene oefening overgaand in een
veelzijdig doelgerichte oefening en de serie afsluit met een sport specifieke oefening.
Andere behandelmethoden die worden toegepast bij achillestendinose.
Er zijn vele behandelmethoden bekend bij het behandelen van tendopathieën in het
algemeen en achillespeesklachten in het bijzonder.
Veel van deze behandelmethoden missen echter een betrouwbare wetenschappelijke
onderzoeksbasis.
We kunnen een grove indeling maken in symptomatische behandeling en combinatie
behandelingen ( welke overigens ook vaak symptomatisch zijn ).
 
Symptomatische behandeling:
In de literatuur wordt gesuggereerd dat een aantal symptomatische behandelingen
effectieve behandelmethoden zijn. Tot deze behandelmethoden behoren de
behandelingen met ultrageluid, cryotherapie, massage, laser en elektrotherapie.
Er zijn echter geen goede gecontroleerde studies die de aan deze behandelmethoden
toegedichte effecten onderbouwen.
Combinatie behandeling:
Een combinatiebehandeling houdt in dat er meerdere soorten therapie in één setting
worden toegepast om de patiënt met achillespeesklachten te behandelen. Deze manier
van behandelen wordt vaak gehanteerd.
In de literatuur worden vele van deze behandelcombinaties beschreven. De meeste van
hen bestaan uit combinaties van rust (geheel of gedeeltelijk), schoenaanpassingen /
correcties, medicatie (NSAID, corticosteroiden), cryotherapie, rekken, massage en
krachttraining.
Deze therapieën worden zelden gestaafd door betrouwbaar wetenschappelijk onderzoek.
Uit bovenstaande zou men kunnen opmaken dat de behandeling met deze therapie
technieken geen effect zou sorteren.
Er zijn echter onderzoeken die duidelijk en met significante resultaten hebben
aangetoond dat er wel degelijk goed effect te behalen valt met een aantal van de
bovenstaande methoden. In deze onderzoeken wordt weliswaar de relevantie van de
techniek onderbouwd maar met de aantekening dat nader onderzoek nodig.
De belangrijkste en meest gebruikte vorm van bovenstaande therapieën is de
Ultrageluid therapie. Ultrageluid is door zijn populariteit in de sportmedische /
paramedische praktijk door vele onderzoekers tegen het licht gehouden. In het
algemeen bestaat er een negatief beeld over de werking van ultrageluid met name ten
gevolge van de gebrekkige wetenschappelijke onderbouwing, echter uit enkele
onderzoeken komt een voorzichtig positief resultaat naar voren met betrekking tot de
werkzaamheid van ultrageluid. Nader onderzoek wordt door de meeste onderzoekers
dan ook aanbevolen (93-105).
 
16
In het algemeen kan gesteld worden dat er weinig relevante wetenschappelijke
onderbouwing ten gunste van bovenstaande therapie technieken is. Het negatieve imago
van een aantal therapieën is niet altijd terecht gezien enkele hoopgevende resultaten van
verschillende onderzoeken. Nader onderzoek wordt aangeraden.
In deze richtlijn wordt dan ook gesteld dat een grootschalig gebruik van de aanvullende
applicaties op dit moment niet gerechtvaardigd is; dit met het oog op de kwaliteit en
doelmatigheid van de zorg.
 
Behandelfrequentie en evaluatie
De werkgroep stelt een laagfrequente fysiotherapiebehandeling voor. In principe kan na
het eerste fysiotherapeutische onderzoek het revalidatie traject met de patiënt worden
besproken. Na dit eerste consult wordt aangeraden de patiënt na 2, 6 en 12 weken terug
te zien. Gedurende deze sessies wordt er geëvalueerd en vind zonodig bijstelling van het
traject plaats.
Het wordt aanbevolen de functionele testen en de VISA score na 6 en 12 weken af te
nemen.
Zoals ook al in de inleiding beschreven werd wordt er in verwijzende en
terugverwijzende zin samengewerkt met de huisarts, sportarts, arboarts of medisch
specialist. Terugrapportage vind plaats naar de verwijzer (106).
 
17
 
Referenties
1 Alfredson H, Pietila T, Jonsson P, Lorentzon R
Heavy-load eccentric calf muscle training for treatment of chronic Achilles tendinosis
Am J Sports Med 1998: 26: 360-366
2 Movin T
Aspects of aetiology, pathoanatomy and diagnostic methodsin chronic mid portion Achillodynia [dissertation]
Stockholm: Karolinska Institute Stockholm, 1998
3 Alfredson H, Thorson K, Lorentzon R et all
In situ microdialyses in tendon tissue
Knee Surg Sports Traumatol Arthrosc 1999: 7: 387-81
4 Alfredson H, Lorentzon R
Chronic Achilles Tendinosis
Sports Med 2000Feb: 29 (2): 135-146
5 Kahn KM, Cook JL, Maffulli N, et all
Where is the pain comming from in the tendinopathy
Br J Sports Med. 2000; 34: 81-4
6 Kahn KM, Cook JL
Overuse tendon injuries: where does the pain come from?
Sport Medicine and Arthroscopy Reviews 2000; 8: 17-31
7 Puddu G, Ippolito E, Postacchini F
A classification of achilles tendon dissease
Am J Sports Med 1976: 4 (4): 146-50
8 KvistM
Achilles tendon injuries in athletes
Sports Med 1994; 18 (3): 173-201
9 Józa L, Kannus P
Human Tendons: anatomy, physiology and pathology.
Campaign (IL): human kinetics, 1997
10 Puddu G, Ippolito E, Postacchini F
A classification of achilles tendon dissease
Am J Sports Med 1976: 4 (4): 146-50
11 Schepsis AA, Jones H, Haas AL
Achilles tendon disorders in athletes
Am J Sports Med 2002; 30(2): 287-305
12 Williams JGP
Achilles tendon lesions in sports
Sports Med 1986; 3: 114-35
13 Nelen G, Martens M, Burssens A
Surgcal treatment of chronic achilles tendonitis
Am J Sports Med 1989;17 (6); 754-9
14 Leadbetter WB, Mooar PA, Lane GJ, et al
The surgical traetment of chronic achilles tendinitis: clinical rationale and biologic basis
Clin Sports Med 1992; 11 (4):679-712
15 Kannus P, Jozsa L
Histopathological changes preceding spontaneous rupture of a tendon: a controled study of 891 patients
J Bone Joint Surg Am: 1991: 73: 1507
16 Brubaker CE, James SL
Injuries to runners
J Sports Med 1974; 2: 189-98
17 Clancy WG
Lower extremity injuries in the jogger and distance runner
Physician Sports Med. 1974; 2: 46-50
18 Welsh RP, Codman J
Clinical survey of Achilles tendinitis in athletes
Can Med Assoc J 1980; 122: 193-5
18
19 Clement DB, Taunton JE, Smart GW
Achilles tendinitis and peritendinitis:etiologie and treatment
Am. J Sports Med 1984; 12: 179-8
20 Leppilahti J, Orava S, Karpakka J, et al.
Overuse injuries of the achilles tendon
Ann Chir Gynaecol 1991: 80: 202-7
21 Soma CA, Mandelbaum BR
Achilles tendon disorders
Clin Sports Med 1994; 13: 811-23
22 KvistM
Achilles tendon injuries in athletes
Sports Med 1994; 18 (3): 173-201
23 Rolf C, Movin T
Etiologie, histology and outcome of surgery in Achillodynia
Foot Ankle Int 1997; 18 (9): 565
24 Alfredson H, Pietila T, Lorentzon R
Chronic Achilles tendinitis and calf muscle strength
Am J Sports Med 1996; 24 (6): 829-33
25 Alfredson H, Lorentzon R
Chronic Achilles Tendinosis
Sports Med 2000Feb: 29 (2): 135-146
26 Silbernagel KG, Thomee R, Thomee P, Karlsson J
Eccentric overload training for patients with chronic Achilles tendon pain
Scan J Med Sci Sports 2001; 11: 197-206
27 Clain MR, Baxter DE
Achilles tendinitis
Foot and Ankle 1992; 13(8): 482-7
28 Kvist M
Achilles tendon injuries in athletes
Sports Medicine 1994; 18(3): 173-201
29 A Leach R, James S,Wasilewski S
Achilles tendinitis
Am J Sports Med 1981; 9: 93-98
30 Galloway MT, Jokl P, Dayton OW
Achilles tendon overuse injuries
Clin Sports Med 1992: 11 (4) : 771-82
31 DeMaio M, Paine R, Drez DJ
Achilles tendonitis
Orthopedics 1995: 18: 195-204
32 Mafi N, Lorentzon R, Alfredson H
Superior short-term results with eccentric calf muscle training compared to concentric training in a randomized
prospective multicenter study on patients with chronic achilles tendinosis
Knee Surg. Sports Traumatol, Arthrosc 2001; 9: 42-47
33 Åström M
On the nature and ethiology of chronic achilles tendinopathy [dissertation]
Lund: University of Lund, 1997
34 Renström P, Johnson FJ
Overuse injuries
Sports Medicine 1985; 2: 316-23
35 Powell KE, Kohl HW, Caspersen CJ, et all
An Epidemiological perspective on the causes of running injuries
Physician Sportsmed1986; 14:100-14
36 Kvist M, Alanen J, Levola J
Overuse injuries, osteochondroses and growing pains in the lower extremies of children. Some aspects of the role of
physical activity and foot structure.
Sport Medische Tijdingen 1989; 10: 249-58
37 Viitasalo J, Kvist M
Some biomechanicalaspects of the foot and ankle in athletes with and withoutshin splints
19
Am J Sports Med 1983; 11: 123-30
38 Root ML, OrienWP et all
Normal and abnormal function of the foot
Clinical Biometrics, vol II. Los Angeles: Clin Biomech corporation, 1977
39 Brown LP et all
Locomotor biomechanics and pathomechanics:a review
J. Orthop Sports Phys Ther 1987: 9: 3-10
40 Kaufman KR, Brodine SK et all
The effect of foot structure and range of motion on musculoskeletal overuse injuries
Am J Sports Med 1999; 27: 585-93
41 Friberg O
Clinical symptoms and biomechanics of lumbar spine and hip joint in leg length inequality
Spine 1983; 8: 643-51
42 Friberg O, Kvist M
Leg length inequality in athletes
In Bachl N et all. Proceedings of the world Congress of sports medicine, Vienna 1982: Urban and Schwarzenberg, 1984:
984-92
43 Friberg O et all
Leg length inequality in the etiology of low back pain and lower limb overuse injuries in young athletes
Idrotts Medicine 1985; 5: 5-7
44 Kuljala UM et all
Factors predisposing to patellar chondropathy and patellar apicitis
Int Orthop 1986; 10: 195-200
45 Leach RE, Dilorio E, et all
Pathologic hindfoot conditions in the athlete
Clin Orthop 1983; 177: 116-21
46 Fuglsang F, Torup O
Bursitis retrocalcanearis
Acta Orthop Scand 1961; 30: 315-23
47 Roy S, Irvin R
Sports Medicine. Prevention, evaluation, management and rehabilitation
Englewood Cliffs: Prentice Hall Inc., 1983
48 Pavlov H, Heneghan MA, Hersh A, et all
The haglund syndrome: initial and differential diagnosis
Radiology 1982; 144; 83-8
49 Leach RE, et all
Achiles tendinitis
Am. J Sports med 1981; 9: 93-8
50 Leppilahti J, Orava S, Karpakka J, et all
Overuse injuries of the achilles tendon
Ann Chir Gynaecol 1991; 80:202-7
51 Kannus P, et al
Sportsinjuries in elderly athletes: a three-year prospective, controlled study
Age Ageing 1989; 18: 203-70
52 Niculescu V, Matusz P
The clinical importance of the calcaneal tendon vasculature
Morphol Embryol 1988; 34: 5-8
53 Hastad K , et all
A clearance of radiosodium after local deposit in the achilles tendon
Acta Chir Scan 1958-59; 116: 251-5
54 Marshall JL, et all
Joint looseness: a function of a person and the joint
Med Sci Sports exerc 1980: 12: 189-94
55 Liemohn WP
Strength and traing: an exploratory study
Int JU aging Hum Dev 1975; 6: 347-57
56 Kvist M
20
Achilles tendon injuries in athletes
Sports Med 1994;18 (3): 173-201
57 Pagliano J, Jackson D
The ultimate study of running injuries
Runners World 1980; 42-50
58 Taimela S, Kujala U, Osterman K
Stress injury progress: a prospective study during a physical training program
Int J Sports Med 1990; 11: 162-5
59 Ekstrand J, Gillqvist J
The frequency of muscle tightness and injuries in soccer players
Am J Sports Med 1982; 10: 75-8
60 Taimela S
Individual-related characteristics and musculoskeletal injuries with special reference to reaction time, mental ability and
psychological factors (thesis)
Annales Universitatis Turkuensis, Ser. D. 1991; 85:1-58
61 Malt U, et all
Psychopathologyand accidental injuries
Acta Psychiatr Scan 1987; 76: 261-71
62 Taimela S, Osterman K, Kuljala U, et all
Motor ability andpersonality with reference to soccer injuries
J Sports Med Phys Fitness 1990; 30: 194-201
63 Kerr G, Fowler B
Relationship between psychological factors and sports injuries
Sports Med 1988; 6: 127-34
64 Puddu G, Ippolito E, Postacchini F
A classification of achilles tendon dissease
Am J Sports Med 1976: 4 (4): 146-50
65 Shapiro JR, Fallat RW, Tsang RC, et all
Achilles tendinitis and tenosynovitis. A diagnostic manifestation of familial type II hyperlipoproteinemia in childeren
Am J Dis Child 1974; 128: 486-90
66 Gerster JC, et all
The painfulle heel. Comparative study in Rheumatoid arthritis, ankylosing spondylitis, Reiters syndrome and generalized
osteoarthrosis.
Ann Rheum Dis 1977; 36: 343-8
67 Kuljala U, et all
ABO blood groups and musculoskeletal injuries
Injury 1992; 23: 131-3
68 Chorley JN, Cianca JC, Divine JG, Hew TD
Baseline injury risk factors for runners starting a marathon training program
Clin J Sport Med. 2002 Jan;12(1):18-23.
69 Hootman JM, Macera CA, Ainsworth BE, Martin M, Addy CL, Blair SN
Predictors of lower extremity injury among recreationally active adults
Clin J Sport Med. 2002 Mar;12(2):99-106.
70 Hreljac A, Marshall RN, Hume PA.
Evaluation of lower extremity overuse injury potential in runners
Med Sci Sports Exerc. 2000 Sep;32(9):1635-41
71 Alfredson H, Lorentzon R
Chronic Achilles Tendinosis
Sports Med 2000Feb: 29 (2): 135-146
72 Curwin S, StanishWD
Tendinitis: its etiology and treatment
Lexinton (MA): Collamore press, 1984
73 Archembault JM, Wiley P, Bray RC
Exercise loading of tendons and development of overuse injuries
Med 1995: 20 (2): 77-89
74 Józa L, Kannus P
Human Tendons: anatomy, physiology and pathology.
21
Campaign (IL): human kinetics, 1997
75 Pinshaw R, et all
The nature response to therapy of 196 consecutive injuries seen at a runners clinic
S Afr Med J 1984; 65:291-8
76 Taunton JE, Ryan MB, Clement DB, McKenzie DC, Lloyd-Smith DR, Zumbo BD
A prospective study of running injuries: the Vancouver Sun Run "In Training" clinics
Br J Sports Med. 2003 Jun;37(3):239-44.
77 Taunton JE, Ryan MB, Clement DB, McKenzie DC, Lloyd-Smith DR, Zumbo BD.
A retrospective case-control analysis of 2002 running injuries
Br J Sports Med. 2002 Apr;36(2):95-101.
78 Pollock ML, Gettman LR, Milesis CA, et all
Effects of frequency and duration of training on attrition and incidence of injuty
Med Sci Sports Exerc 1977; 9: 31-6
79 Nicol C, Komi P, Marconnet P
Fatigue effects of marathon running on neuromuscular performance. I: changes in muscle force and stiffenss
characteristics
Scand J Med Sci Sports 1991; 1: 10-7
80 Nicol C, Komi P, Marconnet P
Fatigue effects of marathon running on neuromuscular performance. II: changes in force...
Scand J Med Sci Sports 1991; 1: 18-24
81 Jörgensen U, Ekstrand J
Significance of heel pad confinement for the shock absorption at heel strike
Int J Sports Mec 1988; 9: 486-73
82 Mafi N, Lorentzon R, Alfredson H
Superior short-term results with eccentric calf muscle training compared to concentric training in a randomized
prospective multicenter study on patients with chronic achilles tendinosis
Knee Surg. Sports Traumatol, Arthrosc 2001; 9: 42-47
83 Åström M
On the nature and ethiology of chronic achilles tendinopathy [dissertation]
Lund: University of Lund, 1997
84 Nigg BM, Morlock M
The influence of lateral heel flare of running shoes on pronation and impact forces
Med Sci Sports Exerc 1987; 9: 294-302
85 Razeghi M, Batt ME.
Biomechanical analysis of the effect of orthotic shoe inserts: a review of the literature
Sports Med. 2000 Jun;29(6):425-38.
86 Robinson J.M. e.a.
The VISA-A questionnaire : a valid and reliable index of the clinical severity of Achilles tendinopathy.
British journal of Sports Medicine 2001, 35 5 335-341.
87 Khan KM, Maffulli N
Tendinopathy: an Achilles' heel for athletes and clinicians. [Lead editorial].
Clin J Sports Med 8:151-154, 1998
88 Blazina ME, Kerlan RK, Jobe FW, et al
Jumper's knee
Orthop Clin North Am 4:665-678, 1973.
89 Curwin S, StanishWD.
Tendinitis: its etiology and treatment.
Lexington: Collamore Press, 1984
90 Prince DD, McGrath PA, Rafii A, Buckingham B
The validation of visual analog scales as ratio scale measures for chronic and experimental pain.
Pain 1983; 17: 45-56
91 Mafi N, Lorentzon R, Alfredson H.
Superior short-term results with eccentric calf muscle training compared to concentric training in a randomized
prospective multicenter study on patients with chronic Achilles tendinosis.
Knee Surg Sports Traumatol Arthrosc 2001; 9: 42-47
92 Silbernagel KG, Thomee R, Thomee P, Karlsson J.
22
Eccentric overload training for patients with chronic Achilles tendon pain--a randomised controlled study with reliability
testing of the evaluation methods.
Scand J Med Sci Sports 2001; 11: 197-206
93 Saini NS, Roy KS, Bansal PS et all
A preliminarie study on the effects of ultrasound therapy on the healing of surgical severed achilles tendons in five dogs
J Vet Med A Physiol Path Clin Med 2002; 49(6): 321-8
94 da Cunha A, Parizotto NA, Vidal Bde C
The effect of ultrasound on repair of the achilles tendon of the rat
Ultrasound Med Biolog 2001; 27(12):1691-6
95 Giombini A, Di Cesare A, Casciello G et all
Hyperthermia at 434 Mhz in the treatment of overuse sport tendinopathies
Int J Sports Med 2002;23(3): 207-11
96 Alfredson H, Lorentzon R
Chronic tendon pain : no signs of chemical inflammation but high concentrations of the neurotransmitter glutamate
Curr Drug Targets 2002; 3(1): 43-54
97 Binder A, Hodge G, Greenwood AM, et all
Is therapeutic ultrasound effective in treating soft tissue lesions ?
Brit Med J 1985; 290:512-14
98 Ebenbichler GR, Erdogmus CB, et all
Ultrasound therapie for calcific tendinitis of the shoulder
N Engl J Med 1999; 340:1533-8
99 Demmink JH
Therapeutic Ultrasound, theoretical backrounds and clinical aplications.
Theses, ISBN 90-393-3325-4, Universiteit Utrecht, 2003
100 Speed CA
Therapeutic ultrasound in soft tissue lesions
Rheumatology 2001;40(12): 1331-6
101 Almekinders LC, Deol G
The effects of aging, antiimflammatory drugs, and ultrasound
Am J Sports Med 1999; 27(4): 417-21
102 Nussbaum E
The influence of ultrasound on healing tissues
J Hand Ther 1998;11(2): 140-7
103 Gum SL, Reddy GK, et all
Combined ultrasound, electrical stimulation, and laser…
Am J Phys Med Rehabil 1997;76(4): 288-96
104 Warden S.J.
A new direction for ultrasound therapy in sports medicine
Sports Med 2003; 33(2): 95-107
105 De efectiviteit van fysische therapie. Hoofdstuk 4: Ultragreluid behandeling
Rapport van de Gezondheidsraad 1999
106 Verhoeven ALJ, van den Heuvel CMF
KNGF- Richtlijn informatieverstrekking huisarts

Huidige versie van 23 mei 2008 om 21:17

(Richtlijn achillestendinose) zie ook www.sportfysionoord.nl/download www.proralph.nl decline board

Werkgroep richtlijnontwikkeling (alfabetische volgorde): Boekema, Roelof Gokeler, Alli Hamelink, Jan Keijzer, Edwin Pegels, Jan Perdon, Having Slagers, Anton Snee vd, Eric Eindredactie: Slagers, Anton Netwerk Sportfysiotherapie Noord Nederland

2 RICHTLIJN ACHILLESTENDINOSE INLEIDING De Achillespees, grootste en sterkste pees van het menselijk lichaam, is de gecombineerde pees van de M. gastrocnemius en de M. soleus en brengt de krachten over van deze twee kuitspieren naar het de calcaneus. De pees is een belangrijk onderdeel van de spier-pees eenheid om de krachten over te brengen op het bot. Er komen veel biomechanische krachten op de pees. Tijdens het lopen met een loopsnelheid van 20 km per uur zijn krachten van 9kN waargenomen. Dit komt overeen met 12,5 keer het lichaamsgewicht (1) De bloedvoorziening het gebied 2-6 cm boven de distale insertie is arm (2-6). De relatieve lage vaatdichtheid leidt tot een verhoogde kwetsbaarheid van de pees en speelt dan ook een grote rol in het ontstaan van overbelastingsblessures. Terminologie De terminologie bij achillespeesklachten is vaak verwarrend en vertoond vaak geen overeenkomst met met de pathologie van het probleem (2) . Termen zoals “tendinitis” en “tendonitis” worden vaak gebruikt, ondanks het feit dat er bij biopsies geen ontstekingsmediatoren in de pees zijn gevonden (normale prostaglandine E2 niveau’s)(3-6). Daarnaast worden vaak devolgende begrippen gehanteerd: tenosynovitis, tendovaginitis, tenovaginitis, paratenonitis, peritendinitis, tendinitis, insertietendinose, bursitis, (partieel) ruptuur en tendinose. Lokale degeneratieve veranderingen in de pees worden vaak “tendinose” genoemd (7). De term “degeneratief” heeft echter geen standaard beschrijving maar bevat een grote variëteit van histologische verschijningsvormen (8-14). “Degeneratieve” veranderingen veroorzaken niet altijd pijn. Bij een derde van de asymptomatische individuen zijn er histologische veranderingen (15). Verder worden de termen chronische tendinopathie, achillodynie en partiële ruptuur nogal eens gebruikt. Over het algemeen is men het erover eens dat klachten in de achillespees, indien er geen sprake is van plotseling ontstaan of hevige pijn, gedefinieerd kunnen worden als tendinosis. Deze richtlijn bevat het fysiotherapeutisch diagnostisch en therapeutisch proces van chronische pijnklachten gelokaliseerd in de achillespees (2-6 cm boven de insertie op de calcaneus). Uitgangspunt is dat de symptomen reeds langere tijd bestaan, meer dan drie maanden, en dat het normale herstelproces stagneert.

EPIDEMIOLOGISCHE GEGEVENS INCIDENTIE Chronische pijnklachten gelokaliseerd in de achillespees worden regelmatig gezien, vooral bij hardlopers (16-28). Diverse publicaties vermelden dat de incidentie van achillespees klachten bij hardlopers tussen de 6-16% van alle voorkomende sportblessures is (19, 21, 23, 27, 29). Doordat het aantal hardlopers sinds de jaren ’70 en ’80 snel is toegenomen almede de leeftijd waarop sportbeoefening wordt bedreven, is de incidentie van achillespeesklachten verhoudingsgewijs toegenomen (28).

3 Een hoge incidentie van achillespeesklachten wordt niet alleen bij hardlopen gezien, echter ook bij andere sporten waarbij de achillespees repeterende belasting te verduren krijgt zoals racketsporten, voetbal, basketbal en dans/ballet (27, 28, 30) . Achillespeesklachten komen steeds vaker voor door het voortschreiden van de leeftijd van de atleten. Onder andere Kvist beschrijft dat de overbelastingsblessures van de achillespees meer voorkomen bij de oudere sporter vergeleken met andere overbelastingsblessures (19, 25, 28, 31) De incidentie van chronische achillespeesklachten is bij mannen veel hoger dan bij vrouwen. Waarschijnlijk wordt dit veroorzaakt door een grotere en andere sportparticipatie van het mannelijk geslacht (19, 28) De symptomen worden niet alleen bij sporters gezien , maar ook bij personen die niet lichamelijk actief zijn (23, 33, 34) . In een grote groep patiënten met chronische achilles tendinopathie vond Åstrom geen relatie tussen de lichamelijke activiteit en de histopathologische veranderingen (33). Men kan zich hierdoor afvragen of chronische achillespeesklachten daadwerkelijk een situatie is welke samenhangt met overbelasting. Echter, bij personen met een inactive levensstijl zou een korte wandeling genoeg activiteit kunnen zijn om een overbelastingsklacht te provoceren in de achillespees.

ETIOLOGIE EN PREDISPONERENDE FACTOREN VOOR ACHILLESPEES BLESSURES Zoals ook andere overbelastingsblessures heeft de overbelastings achillespeesblessure een multifactoriele oorsprong (28). Kvist verdeeld de etiologische factoren in: 1. Causale factoren zoals verschillende vormen van overtraining. 2. Provocerende factoren zoals slecht materiaal en anatomische malalignments 3. Predisponerende factoren (temperatuur, ondergrond, exceptionele trainingscondities) Bij wedstrijdsporters worden de meeste overbelastingsblessures toegekend aan herhaalde microtrauma over een lange periode, terwijl bij recreatieve sporters deze meer aan acute overbelasting worden toegeschreven (28). In deze concept richtlijn is gekozen voor een indeling in interne( persoonsgebonden) en externe (omgevingsgebonden) factoren . Zie hiervoor tabel 1 en 2. Hier moet wel bij vermeld worden dat er geen data beschikbaar zijn om deze etiologische factoren van hardloopblessures te bevestigen (35). Voor het grootste deel zijn het veronderstellingen die niet getoetst zijn of waarvan de relatie in wetenschappelijke publicaties nooit zijn aangetoond.

tabel 1: interne faktoren gerelateerd aan achillespeesklachten. Malalignments en biomechanische faktoren Leeftijd Geslacht Lichaamsgewicht en –lengte Spierfunctie en –lengte Gewrichtsmobiliteit Psychologische factoren Algemene gezondheid tabel 2: externe faktoren gerelateerd aan achillespeesklachten. Trainingsfouten Schoeisel

4 Eerder doorgemaakte trauma’s Omgevingsfaktoren Interne faktoren gerelateerd aan achillespeesklachten Malalignments en biomechanische faktoren Het wordt vaak beweerd dat excessieve enkelpronatie een aetiologische factor is bij de meeste blessures van de onderste extremiteit (vooral voet en enkel), waar onder overbelasting blessures van de achillespees (19, 36-40). Verschillende standsafwijkingen en biomechanische stoornissen lijken een oorzakelijke rol te spelen bij 58% (239 van de 441) van de atleten met overbelastingsklachten van de Achillespees. Ook bleek dat de inversie was toegenomen bij personen met Achillestendinitis (40). Er zijn echter geen goede gecontroleerde studies over de relatie van overpronatie en achillespees overbelastings blessures voorhanden. Er wordt erg verschillend gedacht welke gradatie van asymmetrieën symptomen kunnen veroorzaken. Veel is geschreven over het belang van een beenlengteverschil (41-44). Een significante relatie tussen kleine beenlengte verschillen en overbelastingsklachten van de achillespees is tot dusver echter nooit gevonden. Een varusstand in de voet zou aetiologisch van belang kunnen zijn omdat varus destress in de mid-stand-fase vergroot door een trekkende kracht op de achillespees (45). De pes cavus wordt vaak in verband gebracht met met achillespees overbelastings klachten in het algemeen en bij bursa retrocalcanear in het bijzonder (46, 47). Een pes cavus is specifiek risicivol wanneer het posterior-superior bone spur op de calcaneus aanwezig is. Door vele auteurs wordt beschouwd dat de toegenomen prominentie van de tuberositas superior of de posterior step van de calcaneas, insertieklachten kan veroorzaken van de achillespees (48, 49). Tevens zou een pes cavus minder goed in staat zijn minder goed in staat is schokken te absorberen en de neiging heeft om meer stress te zetten op de laterale zijde van de achillespees.

Leeftijd Overbelastingsblessures van de achillespees komen vergeleken met andere overbelastingsblessures meer voor bij de oudere sporter (22, 50, 51). Op oudere leeftijd verminderd de bloedvoorziening van de pees (52, 53). Tevens is er een afname in de spier en gewrichts flexibiliteit (52, 53), spierkracht en neuromusculaire coördinatie (34, 55).

Geslacht Kvist vond dat 76% van alle geblesseerde atleten van het mannelijk geslacht zijn, wat overeenkomt met de 73% beschreven door Leppilahti et all (50) en de 69% gerapporteerd door Clement et all (19). Geconcludeerd wordt dat dit verschil veroorzaakt wordt door een grotere en andere sportparticipatie van mannen in vergelijk met vrouwen Volgens Powell et all is geslacht geen belangrijke risicofactor voor loopblessures. Lichaamsgewicht en –lengte Er is enig bewijs dat een hoog lichaamsgewicht en –lengte predisponerend zou kunnen zijn voor overbelastingsklachten. In een serie van meer dan 1000 geblesseerde lopers kwamen bij zwaardere lopers meer blessures voor dan bij lichtere lopers (44, 56, 57). Met name indien het verhoogde lichaamsgewicht toegeschreven kan worden aan een te

5 hoog vetpercentage met daarbij tekort aan spierkracht, zal het pees-spiercomplex de pees de verhoogde kracht moeten opvangen. Bij Finse soldaten was de lichaamslengte een risicofaktor voor het ontstaan van overbelastingsklachten van de knie en stressfracturen (44, 56, 58). De significantie van deze faktoren voor achillespees overbelastingsklachten is niet bekend. Spierfunctie en -lengte Onvoldoende spierkracht, -lengte en gewrichtslaxiteit of stijfheid worden beschouwd als risico factoren voor sportblessures (22, 40, 44, 56, 59). Beschreven wordt dat een combinatie van deze factoren leidt tot stress-injuries. Onvoldoende spierlengte van het gastrochnemius-soleus complex wordt in verband gebracht met vele ziektebeelden zoals achillestendinitis, tibialis posterior tendinitis, fascitis plantaris en metatarsale stress fracturen (20, 22, 45, 56). Deze hypotheses zijn echter nooit in wetenschappelijke publicaties aangetoond.

Gewrichtsmobiliteit Functionele instabiliteit van de enkel doet een groter beroep op de stabiliserende werking van de onderbeenspieren. De kuitspier en de achillespees hebben hierin een groot aandeel. Bij overbelasting kunnen achillespeesblessures optreden. Daarnaast wordt beschreven dat een beperkt bewegend gewricht in de bewegingsketen, van laag lumbaal tot MTP I, een ander bewegingsverloop tot gevolg heeft , waardoor de achillespees overbelast kan worden (56).

Psychologische factoren Individuele verschillen in perceptie kan gerelateerd zijn aan het vóórkomen van blessures, echter het belang van deze relatie is onbekend. Het is beschreven dat mindere mentale en motorische vaardigheden, zoals een lange reactietijd en persoonskenmerken gerelateerd kunnen zijn met blessures aan het houdings en bewegingsapparaat (58, 60, 61). Teven zouden joggers met een competatieve trainingsmotivatie een verhoogd risico op loopblessures hebben. Een verhoogd levens stress niveau zou ook een verhoogd risico op deze blessures hebben (62, 63).

Algemene gezondheid Chronische infecties kunnen leiden tot achillespees pijn syndromen (64). Tevens geven diverse rheumatische aandoeningen, zoals m. Reiter, m. Bechterew en Reumatoide Artritis een verhoogde kans op achillespeesblessure (65, 66). De aanwezigheid van deze symptomen zou bij 4 % van de atleten met overbelastingsklachten van de achillespees aanwezig zijn. Daarnaast zijn er ook relaties beschreven met het ABO bloedgroepen systeem (69). Verder wordt er een relatie beschreven met andere chronische ziekten zoals diabetes mellitus, nierinsufficiëntie, hypercholesterolaemie maar ook alcoholmisbruik (56).

Externe faktoren gerelateerd aan achillespeesklachten

Trainingsfouten De meest komende trainingsfout is “too much, too soon”. Overbelastingsblessures worden veelal door trainingsfouten gevonden zoals: een snelle toename van trainingsduur, intensiteit en/of frequentie van de training (8, 9, 68-75). Een verandering van trainingsschema kort vóór het ontstaan van de blessure is beschreven bij 22 tot 56% van de loopblessures (76, 77).

6 Het voorkomen van loopblessures wordt in verband gebracht met een grote wekelijkse trainingsomvang en voorgeschiedenis met eerdere loopblessures (68-70, 76, 78). Vooral inactieve mensen die plotseling beginnen met joggen zijn speciaal gepredisponeerd voor blessures. Vermoeidheid kan blessures veroorzaken; vermoeide spieren verliezen hun vermogen om schokken te absorberen en de gewrichten van dynamische stabiliteit te voorzien (79, 80). Onvoldoende hersteltijd tussen de trainingssessies wordt ook als bijdragende factor hierin genoemd. De symptomen worden echter ook gezien bij personen die niet lichamelijk aktief zijn (81,82). In een grote groep patiënten met chronische achilles tendinopathie vond Åstrom geen relatie tussen de lichamelijke activiteit en de histopathologische veranderingen (83). Men kan zich hierdoor afvragen of chronische achillespeesklachten daadwerkelijk een situatie is welke samenhangt met overbelasting. Echter, bij personen met een inactive levensstijl zou een korte wandeling genoeg activiteit kunnen zijn om een overbelastingsklacht te provoceren in de achillespees.

tabel 3: trainingsmethoden als mogelijke oorzaak voor overbelastingsblessures van de onderste extremiteit. Trainingsmethode Training met excessieve intensiteit of duur Gebrek aan fysiologische adaptatie Gebrek om de specificiteit van een trainng te herkennen Ongelijkmatige vermeerdering in trainingsprogramma Plotselinge verandering in trainingsprogramma Plotselinge verandering in trainingsondergrond Loop/spring oefeningen op harde ,zachte te gladde of oneffen ondergrond Onvoldoende warming-up Onvoldoende algemene trainingen

Schoeisel Sportschoenen worden beschouwd als een belangrijk attribuut in de preventie van achillespeesblessures. Schoenen met een goed contrefort en een juiste demping zouden in staat zijn de impact van de schok te minimaliseren en de voetafwikkeling te geleiden (25, 83, 84). De hoeveelheid demping is afhankelijk van de ondergrond en van het lichaamsgewicht van de sporter. Bij hardlopers wordt vaak veel aandacht geschonken aan het maken van de juiste keuze tussen een neutrale schoen en een schoen met een antipronatie of antisupinatie correctie. Een harde hielrand zou insertie pathologie kunnen veroorzaken door schuurkrachten aan de dorsale zijde van de hiel. Tevens wordt frequent aangegeven dat het niveauverschil tussen de voor- en achtervoet van belang is, waarbij de hak hoger is dan de voorvoet. Er is in de literatuur geen bewijs voorhanden tussen de relatie van schoeisel met het ontstaan van overbelastingsblessures (85).

Eerder doorgemaakte trauma’s Omvangrijke en minder omvangrijke directe en indirecte blessures kunnen leiden tot chronische posttraumatische pijn syndromen en tot de ontwikkeling van overbelastingsklachten. Juist bij atleten kunnen kleine posttraumatische functionele verstoringen leiden tot achillespees pathologie. Deze kleine posttraumatische verstoringen lijken aanvankelijk vaak onbeduidend en verhinderen de atleet vaak niet om door te sporten. Echter binnen enkele weken zouden ze tot achillespees overbelastingsklachten kunnen leiden (19). Omgevingsfactoren Weersomstandigheden: Koud weer regen en met name tegenwind zullen de buitensporter zwaarder belasten.

7 Het type sport is voor een groot deel in hoeverre deze faktor een rol speelt in de etiologie van de overbelastingsklachten van de achillespees (2, 4, 22). Tevens wordt vaak aangegeven dat een harde of gladde ondergrond predisponerend is voor achillespeesklachten. Veel indoor loopvormen met met wenden en keren kunnen achillespeesklachten veroorzaken. In een studie van Kvist bleek dat deze faktoren slechts bij 2% van alle atleten met overbelastingsblessures van de achillespees een rol speelden (22). Verder zijn er aanwijzingen dat heuveltraining praedisponerend zou kunnen zijn voor het ontstaan van een achillespeestendinitis

Doelgroep De richtlijn is bedoeld voor (sport)fysiotherapeuten werkzaam in de eerste en tweede lijn.

Verwijzing De richtlijn veronderstelt een verwijzing van patiënten met een tendinosis van de achillespees (2-6 cm boven de insertie op de calcaneus). De symptomen bestaan meer dan drie maanden en het normale herstelproces stagneert. Belangrijke verwijsgegevens bij patiënten met chronische pijnklachten gelokaliseerd in de achillespees zijn: - de verwijsreden - de hulpvraag van de patiënt - het beloop van het functioneren (activiteiten en participatie) - gegevens met betrekking tot aanvullend onderzoek - medicijngebruik - co-morbiditeit - de aanwezigheid van relevante biopsychosociale factoren, die van invloed kunnen zijn op het beloop - prognose.

De richtlijn gaat uit van een verwijzing van de patiënt door de huisarts, sportarts, arboarts of medisch specialist. Er wordt in verwijzende en terugverwijzende zin samengewerkt met deze disciplines. Indien niet alle verwijsgegevens beschikbaar zijn worden deze tijdens het diagnostische proces verkregen.

8

Diagnostisch proces: Bij het methodisch fysiotherapeutisch handelen wordt uitgegaan van het proces van probleemoplossing. In dit handelen zijn de volgende fasen te onderscheiden: - de aanmelding/ verwijzing - de anamnese - het onderzoek - de analyse ( met de formulering van de fysiotherapeutische diagnose) - het behandelplan - de behandeling - de evaluatie (clinical reassening) - afsluiting en de verslaglegging. Het toepassen van de richtlijn voor het diagnostisch proces moet antwoord geven op de vraag of er een indicatie is voor fysiotherapie. Deze fase bestaat uit de anamnese en het fysiotherapeutisch onderzoek. Uitgangspunt is de hulpvraag van de patiënt. De fysiotherapeut onderzoekt welke stoornissen in functie, beperkingen in activiteiten en participatieproblemen bij de patiënt op de voorgrond staan, wat de prognose is en welke behoefte aan informatie er bij de patiënt bestaat.

Anamnese: Door middel van het afnemen van een anamnese probeert de fysiotherapeut een zo duidelijk mogelijk beeld te krijgen van het gezondheidsprobleem van de patiënt: - wat is de hulpvraag van de patiënt - wat is de voornaamste klacht - wat is het beloop in de tijd: - lokalisatie van symptomen - aanvang van pijn en beloop sindsdien - welke acties heeft patient tot nu toe ondernomen? - welke sportieve activiteiten zijn uitgevoerd sinds het ontstaan van symptomen en wat voor effect heeft dit op het beloop gehad. - recidiverende klachten? Beloop van eerdere episoden - mogelijke predisponerende factoren uitvragen ( zie inleiding ) - wat zijn de gevolgen van de klacht voor het dagelijks leven - wat zijn factoren die de klachten verergeren, verlichten of in stand houden - wat is de beleving van de klacht en de gevolgen daarvan. In de anamnese dient de fysiotherapeut te achterhalen welke betekenis de patiënt aan zijn klachten toekent: heeft de patiënt controle over zijn klachten en is er sprake van bewegingsangst, zodat hierop bij de behandeling ingespeeld kan worden.

Uit onderzoek naar nevenpathologie en het bestaan van chronische achillespeesklachten bleek: Er zijn geen betrouwbare onderzoeksresultaten gevonden,

9 die een oorzakelijk verband aantonen tussen nevenpathologie en het bestaan van chronische achillespeesklachten, die vallen binnen deze richtlijn. Subjectieve en objectieve meetmethoden zijn het begin van de behandeling en gedurende de revalidatiefase zijn essentieel voor evaluatie van de behandeling. De Victorian Institute of Sport Assessment (VISA) score is een betrouwbaar en valide subjectief meetinstrument om het revalidatie proces te evalueren (86, 87). Dit instrument is speciaal ontwikkeld voor de evaluatie van achilles tendinopathie en is meer specifiek dan de classificaties van Blazina en Curwin die in het verleden zijn ontwikeld (88, 89). De VISA score is een acht-vragen schaal voor de evaluatie van pijn, functie en sport participatie met een maximum van 100 punten (zie bijlage). Het kwantificeerd de symptomen en dysfuncties bij achillespees tendinopathie en is een waardevol instrument in de evaluatie van herstel. Een probleem is echter dat de VISA score engelstalig is. Het betrouwbaarheids onderzoek van Robinson is ook uitgevoerd op deze engelstalige versie. Deze test is door ons vertaald vanuit de engelse naar de nederlandse taal. We hebben zoveel mogelijk de letterlijke tekst en pagina-opmaak van de orginele test proberen te behouden maar toch moet deze test nog gevalideerd worden voor de nederlandse taal. In deze richtlijn wordt het gebruik van de VISA-A (achilles) vragenlijst aanbevolen. Resultaten: De VISA-A vragenlijst had goede test-hertest resultaten (r = 0,93); Eigen metingen ( 3 testen, r = 0,90) en onderlinge metingen ( r = 0,90) bleken betrouwbaar en bleven constant, bij vergelijkingen met een week tussentijd ( r = 0,81). De gemiddelde VISA-A score ( 95% verschil in betrouwbaarheid) in de niet-operatieve patiëntengroep was 64 ( 59-69) in de pre-operatieve patiëntengroep 44 ( 28-60) en in de controlegevallen/groep ging het de 96 ( 94-99) te boven. Dus was de VISA-A score hoger in de niet-operatieve groep dan in preoperatieve groep ( p= 0,02) en hoger in de controle groep dan in de beide patiëntengroepen ( p < 0,001)

Conclusie: De VISA-A vragenlijst is betrouwbaar en vertoonde gestructureerde waarde, wanneer gemiddelden werden vergeleken bij patiënten met een variatie van ernst van Achillestendinose en controlegroepen. Het constante cijferresultaat van de VISA-A vragenlijst heeft het vermogen nuttig te zijn in zowel de kliniek als bij onderzoek. De test is niet ontworpen voor de diagnose. (Verder onderzoek is geboden om te bepalen of de VISA-A score een prognose kan aangeven.)

Onderzoek bij achillespees-tendinose (verantwoording) Het onderzoek bestaat uit: · inspectie; · palpatie · bewegingsonderzoek · functionele testen 10

Inspectie De inspectie is een algemeen fysiotherapeutische inspectie van de statiek in stand met aandacht voor de stand van de rug, bekken. heupen, knieën en voeten. Daarnaast een observatie tijdens het lopen, hetgeen informatie geeft over looppatroon en belasting van de aangedane zijde(n). Vervolgens een inspectie in buiklig op de behandeltafel. Grootheden die de aandacht verdienen zijn o.a. kleur, zwelling, zichtbare verdikking(en) en omvangverschillen.

Palpatie De fysiotherapeut palpeert in het verloop van de achillespees en niet alleen in het gebied tussen 2-6 cm boven de calcaneus. Lokaliseert eventuele pijnpunten (denk aan mogelijke differentiaaldiagnosen zoals bursae posteriorimpingement, tractieapophysitis etc.) Palpeert eventuele zwelling en lokalisatie hiervan. Palpeert tijdens actief bewegen naar crepitaties en om onderscheidt te maken tussen peritendinitis (pijn en zwelling blijven op dezelfde plaats tijdens bewegen) en tendinitis (pijn en zwelling bewegen mee). Daarnaast de Thompsontest ter uitsluiting van een ruptuur van de achillespees.

Bewegingsonderzoek Het actieve bewegingsonderzoek vindt plaats in belaste (staand) zowel als in onbelaste positie plaats (zittend op rand van de onderzoeksbank met afhangend onderbeen). De plantair- en dorsaalflexie worden getest. Gekeken wordt naar afstand van hiel en tenen tot de vloer in stand en de bewegingsuitslag in het bovenste spronggewricht in zit en daarbij eventueel optredende pijnklachten en links rechts verschillen. Het passief bewegingsonderzoek vindt plaats zittend op de rand van de onderzoekstafel met afhangend been of in buiklig met rol onder het enkelgewricht.. De plantair- en dorsaalflexie worden getest. De plantairflexie eventueel met overpressure om posterior impingement uit te sluiten. Er wordt gekeken naar de spierlengte van de m. gastrocnemius en de m. soleus. Actief in belaste situatie zoals stand en in buiklig of zit voor passieve lengte.

Functionele testen Hulpmiddel bij het vaststellen van de ernst van de klachten en de mate van beperking c.q. beleving hiervan bij de patiënten zijn ons inziens mede vast te stellen met behulp van vier functionele testen, afgeleid uit de VISA-A vragenlijst (86). De eerste twee zijn geschikter voor onderzoek en evaluatie, de laatste twee geschikt voor effect meting in de thuissituatie. 1. Het tienmaal tot tenenstand komen op één been, de waarde van geen pijn tot hevige pijn aan laten geven tijdens of direct na de herhalingen op een Visueel Analoge Schaal (VAS). Men mag hierbij met de hand(en) assisteren alleen voor het handhaven van de balans. 2. Hinkelen op één been tot maximaal 10 herhalingen. Direct aansluitend de waarde van geen pijn tot hevige pijn door middel van een VAS aangeven. 3. Wanneer u normaal de trap afloopt, zo daar al sprake van is, is er dan direct aansluitend geen pijn tot hevige pijn, door middel van de VAS te scoren. 4. Op een vlakke ondergrond 30 minuten wandelen. Treedt er aansluitend pijn op binnen twee uur? De waarde van geen pijn tot hevige pijn aangeven door middel van een VAS.

11 De functionele testen zoals die hier zijn beschreven worden wel algemeen gebruikt en beschreven, maar zijn niet gevalideerd. Ook is de test, zoals die beschreven staat, onvoldoende gestandariseerd is. De test kan te gevarieerd worden uitgevoerd door de verschillende patienten. Bij de eerste functionele test kan immers gevarieerd worden in de hoogte van de tenenstand en het ritme van de uitvoering. Ook bij de tweede functionele test kunnen deze verschillen optreden. Eén van de hulpmiddelen om tot een meer gestandariseerde test te komen zou een metronoom kunnen zijn. Verdere standarisatie van de test is dus noodzakelijk. Omdat er op dit moment geen betere testen in de literatuur beschreven zijn worden deze toch in deze richtlijn aanbevolen. Het gebruik van de VAS bij functionele testen is aan te bevelen mede gezien het feit dat de VAS een valide meetinstrument is voor de objectivering van pijn (90).

Analyse Op basis van de interpretatie van de gegevens die zijn verkregen uit de anamnese, aangevuld met medische verwijsgegevens, het onderzoek en de functionele testen, wordt beoordeelt of er een indicatie voor fysiotherapie is. Conclusie Er is een indicatie voor fysiotherapie als uit de analyse blijkt dat er één of meerdere onderzoeksvragen positief beantwoord zijn en de fysiotherapeut inschat dat de problemen beïnvloedbaar zijn door fysiotherapie. Indien de fysiotherapeut de indicatie voor fysiotherapie niet kan bevestigen neemt hij/zij contact op met de verwijzer voor overleg en indien nodig vindt terugverwijzing naar de verwijzend arts plaats. Indien er om bepaalde redenen niet behandeld kan worden volgens de richtlijn, is het aan te raden deze te vermelden. Behandelplan Wanneer er wel een indicatie voor fysiotherapie wordt verkregen uit de analyse wordt er in overleg met de patiënt een behandelplan opgesteld. Het behandelplan omvat de fysiotherapeutische behandeldoelen en de prioriteitsstelling van deze behandeldoelen. Als de patiënt tevens in behandeling is bij een andere discipline, welke in relatie staat tot de hulpvraag, vindt afstemming plaats met deze discipline. De behoefte aan informatie, adviezen en coaching die tijdens het diagnostisch proces in kaart is gebracht, dient als uitgangspunt voor het voorlichtingsplan en/of behandelplan.

12

Verantwoording van het therapeutisch proces Biopsychosociaal model Tijdens het fysiotherapeutisch diagnostische en therapeutische proces staat het biopsychosociaal model centraal. De uit het onderzoek voortkomende belemmerende factoren, die een normaal herstel in de weg kunnen staan worden geïntegreerd in het therapeutisch proces. Wetenschap en excentrisch trainen In het onderzoek van Mafi et al (91) werd er gekeken naar de resultaten tussen excentrisch trainen in vergelijk met concentrisch trainen bij achillespees tendinose. Vierenveertig patiënten, onderverdeeld in twee groepen van tweeëntwintig patiënten met een gemiddelde leeftijd van 48 jaar deden mee. ( 12 mannen en 10 vrouwen). De pijn werd vastgelegd met een VAS schaal en er werd een tevredenheids onderzoek gedaan voor en na afloop van de behandeling. De patiënten moesten gedurende twaalf weken, 2x daags een excentrisch of een concentrisch programma uitvoeren. De training moest bij voorkeur uitgevoerd worden op de trap. Beide groepen kregen de instructie de training uit te voeren ondanks de pijn en de eventuele negatieve reacties in de pees. Na 6 weken werden de patiënten gezien door de fysiotherapeut om er zeker van te zijn dat de oefeningen correct werden uitgevoerd en dat de weerstand in de loop der tijd was aangepast. Uit het onderzoek kwamen de volgende resultaten naar voren: Voor de behandeling hadden alle patiënten pijn bij joggen en wandelen. Na het excentrisch trainen was 82% van de patiënten tevreden ( 18/22) en functioneerden weer op het niveau voor de blessure. Bij het concentrisch trainen was 36% van de patiënten tevreden ( 8/22) en functioneerden weer op het oude niveau. De resultaten van het excentrisch trainen in vergelijk met het concentrisch waren significant beter. ( p<0,002) De 18 patiënten scoorden op de VAS schaal (69) voor de behandeling en (12) na de behandeling met excentrisch trainen. Bij de patiënten, die niet tevreden waren was de score (44) na de behandeling. In de groep van het concentrisch trainen scoorden de 8 patiënten voor de behandeling (63) en na de behandeling was de score (9). De 14 patiënten die niet tevreden waren scoorden na afloop op de VAS (60). De onderzoekers kunnen niet verklaren waarom het excentrisch trainen betere resultaten geeft dan het concentrisch trainen. Theoretisch zou de verklaring gezocht kunnen worden in het feit dat er een excentrische krachtstoename ontstaat in de kuitmusculatuur of dat er een verlenging optreedt in de spierpees overgang en er consequent minder krachten op de pees komen bij bewegen. Daarnaast is er een gerandomiseerd onderzoek door Silbernagel et al (92). In deze studie namen 49 patiënten deel (13 vrouwen, 36 mannen). De inclusiecriteria waaraan voldaan moest worden was de patiënten ouder zijn dan 18 jaar en chronische pijn aan de achillespees hadden langer dan 3 maanden. Als exclusiecriteria golden een operatie, Rheumatoide arthritis, Diabetes mellitus en andere ziektebeelden die een relatie met klachten zouden kunnen hebben

13

De patiënten werden gerandomiseerd in experimentele of controle groep. De drop-out bedroeg 9 patiënten. Dus in de resultaten werden 40 patiënten opgenomen met in totaal 57 aangedane achillespezen. De behandeling in de experimentele groep bestond uit · Uitgebreide informatie · Balansoefeningen · Stretching van de kuitspieren · Concentrische spierversterkende oefeningen voor de kuitspieren opbouwend naar excentrische oefeningen. Deze oefeningen werden 3 keer per dag uitgevoerd over een periode van 12 weken. Er mocht geen toename van de pijn en stijfheid door oefenen ontstaan. De maximaal toegestane pijnintensiteit bedroeg VAS < 5, waarbij de pijn volgende ochtend afgenomen moest zijn. De patiënten in de controlegroep voerden in principe hetzelfde trainingsprogramma uit, maar deden geen excentrische oefeningen. Zij hadden slechts 3-5 keer contact met de begeleidend fysiotherapeut gedurende een periode van 12 weken. Uit dit onderzoek bleek dat bij follow-up na 1 jaar er een significante verbetering was in opzicht van pijnvermindering tijdens of na lichamelijke belasting, tevredenheid over lichamelijk activiteitenniveau en beoordeling van volledige genezing in de experimentele groep tegenover de controlegroep. De werkgroep kom tot de conclusie dat er voldoende wetenschappelijk bewijs voorhanden is om het excentrisch trainingsprogramma te kunnen adviseren in deze concept richlijn. De resultaten van beide onderzoeken dienen in de toekomst door studies met een langere follow-up en grotere patiëntengroepen te worden gevalideerd. Het programma welke door de werkgroep geadviseerd wordt, wordt hieronder beschreven.

Excentrisch trainingsprogramma chronische Achillespeesklachten De doelstellingen van de behandeling zijn reductie van pijn, het bevorderen van de belastbaarheid van de achillespees en het weer kunnen oppakken van ADL- of sportactiviteiten van voor de blessure. Wanneer de bevindingen niet in overeenkomst zijn met een normaal te verwachten herstelproces dient naar mogelijke oorzaken gezocht te worden. Vervolgens moet geïnventariseerd te worden of deze te beïnvloeden zijn met fysiotherapie. Wanneer dit niet het geval is of er twijfels bestaan over de aard van het letsel contact opnemen met de verwijzend arts of terugverwijzen. De oefeningen worden uitgevoerd op een verhoging (bijv. traptrede) waarbij de patiënt met de voorvoet op rand van de trede gaat staan. Op de aangedane zijde staand, laat de patiënt met het volle lichaamsgewicht de enkel langzaam - middels een excentrische contractie - in dorsaalflexie bewegen. Vervolgens duwt de patiënt zich met de niet aangedane zijde weer terug naar de uitgangspositie (fig 1-4). De achillespees wordt dus alleen excentrisch geoefend.

14 Fig. 1. Beginstiuatie excentrische oefening met knie in extensie Fig. 2 Excentrisch uitgevoerde dorsaalflexie van de linker achillespees Fig. 3. Beginsituatie excentrische oefening uitgevoerd met flexie van de knie Fig. 4. Excentrisch uitgevoerde dorsaalflexie van de linker achillespees Het trainingsprogramma ziet er als volgt uit: · gedurende een periode van minimaal 12 weken wordt er twee keer daags geoefend · de oefeningen worden zowel met een rechte alsook een licht gebogen knie uitgevoerd in 3 series van 15 herhalingen · Wannneer het oefenen met het eigen lichaamsgewicht goed gaat, wordt de intensiteit verhoogd door het gewicht toe te laten nemen door bv. een rugzak te dragen met gewicht of speciaal daarvoor bestemde fitness-apparatuur. · Daarvoor moet wel aan de volgenden criteria voldaan zijn: 1. een maximale pijnintensiteit VAS < 5 is toegestaan tijdens de oefeningen 2. De pijn mag niet aanhouden tot de volgende ochtend 3. geen progressieve toename van de pijn en stijfheid door het oefenprogramma 15 De oefeningen kunnen voor sporters in een later stadium eenvoudig uitgebouwd worden naar sport specifieke oefeningen. Voorwaarde is dat er geen negatieve reacties meer zijn na het belasten met de kracht- en uithoudingsvermogen training. De ultieme test is de transfertraining waar de sporter begint met een algemene oefening overgaand in een veelzijdig doelgerichte oefening en de serie afsluit met een sport specifieke oefening. Andere behandelmethoden die worden toegepast bij achillestendinose. Er zijn vele behandelmethoden bekend bij het behandelen van tendopathieën in het algemeen en achillespeesklachten in het bijzonder. Veel van deze behandelmethoden missen echter een betrouwbare wetenschappelijke onderzoeksbasis. We kunnen een grove indeling maken in symptomatische behandeling en combinatie behandelingen ( welke overigens ook vaak symptomatisch zijn ).

Symptomatische behandeling: In de literatuur wordt gesuggereerd dat een aantal symptomatische behandelingen effectieve behandelmethoden zijn. Tot deze behandelmethoden behoren de behandelingen met ultrageluid, cryotherapie, massage, laser en elektrotherapie. Er zijn echter geen goede gecontroleerde studies die de aan deze behandelmethoden toegedichte effecten onderbouwen. Combinatie behandeling: Een combinatiebehandeling houdt in dat er meerdere soorten therapie in één setting worden toegepast om de patiënt met achillespeesklachten te behandelen. Deze manier van behandelen wordt vaak gehanteerd. In de literatuur worden vele van deze behandelcombinaties beschreven. De meeste van hen bestaan uit combinaties van rust (geheel of gedeeltelijk), schoenaanpassingen / correcties, medicatie (NSAID, corticosteroiden), cryotherapie, rekken, massage en krachttraining. Deze therapieën worden zelden gestaafd door betrouwbaar wetenschappelijk onderzoek. Uit bovenstaande zou men kunnen opmaken dat de behandeling met deze therapie technieken geen effect zou sorteren. Er zijn echter onderzoeken die duidelijk en met significante resultaten hebben aangetoond dat er wel degelijk goed effect te behalen valt met een aantal van de bovenstaande methoden. In deze onderzoeken wordt weliswaar de relevantie van de techniek onderbouwd maar met de aantekening dat nader onderzoek nodig. De belangrijkste en meest gebruikte vorm van bovenstaande therapieën is de Ultrageluid therapie. Ultrageluid is door zijn populariteit in de sportmedische / paramedische praktijk door vele onderzoekers tegen het licht gehouden. In het algemeen bestaat er een negatief beeld over de werking van ultrageluid met name ten gevolge van de gebrekkige wetenschappelijke onderbouwing, echter uit enkele onderzoeken komt een voorzichtig positief resultaat naar voren met betrekking tot de werkzaamheid van ultrageluid. Nader onderzoek wordt door de meeste onderzoekers dan ook aanbevolen (93-105).

16 In het algemeen kan gesteld worden dat er weinig relevante wetenschappelijke onderbouwing ten gunste van bovenstaande therapie technieken is. Het negatieve imago van een aantal therapieën is niet altijd terecht gezien enkele hoopgevende resultaten van verschillende onderzoeken. Nader onderzoek wordt aangeraden. In deze richtlijn wordt dan ook gesteld dat een grootschalig gebruik van de aanvullende applicaties op dit moment niet gerechtvaardigd is; dit met het oog op de kwaliteit en doelmatigheid van de zorg.

Behandelfrequentie en evaluatie De werkgroep stelt een laagfrequente fysiotherapiebehandeling voor. In principe kan na het eerste fysiotherapeutische onderzoek het revalidatie traject met de patiënt worden besproken. Na dit eerste consult wordt aangeraden de patiënt na 2, 6 en 12 weken terug te zien. Gedurende deze sessies wordt er geëvalueerd en vind zonodig bijstelling van het traject plaats. Het wordt aanbevolen de functionele testen en de VISA score na 6 en 12 weken af te nemen. Zoals ook al in de inleiding beschreven werd wordt er in verwijzende en terugverwijzende zin samengewerkt met de huisarts, sportarts, arboarts of medisch specialist. Terugrapportage vind plaats naar de verwijzer (106).

17

Referenties 1 Alfredson H, Pietila T, Jonsson P, Lorentzon R Heavy-load eccentric calf muscle training for treatment of chronic Achilles tendinosis Am J Sports Med 1998: 26: 360-366 2 Movin T Aspects of aetiology, pathoanatomy and diagnostic methodsin chronic mid portion Achillodynia [dissertation] Stockholm: Karolinska Institute Stockholm, 1998 3 Alfredson H, Thorson K, Lorentzon R et all In situ microdialyses in tendon tissue Knee Surg Sports Traumatol Arthrosc 1999: 7: 387-81 4 Alfredson H, Lorentzon R Chronic Achilles Tendinosis Sports Med 2000Feb: 29 (2): 135-146 5 Kahn KM, Cook JL, Maffulli N, et all Where is the pain comming from in the tendinopathy Br J Sports Med. 2000; 34: 81-4 6 Kahn KM, Cook JL Overuse tendon injuries: where does the pain come from? Sport Medicine and Arthroscopy Reviews 2000; 8: 17-31 7 Puddu G, Ippolito E, Postacchini F A classification of achilles tendon dissease Am J Sports Med 1976: 4 (4): 146-50 8 KvistM Achilles tendon injuries in athletes Sports Med 1994; 18 (3): 173-201 9 Józa L, Kannus P Human Tendons: anatomy, physiology and pathology. Campaign (IL): human kinetics, 1997 10 Puddu G, Ippolito E, Postacchini F A classification of achilles tendon dissease Am J Sports Med 1976: 4 (4): 146-50 11 Schepsis AA, Jones H, Haas AL Achilles tendon disorders in athletes Am J Sports Med 2002; 30(2): 287-305 12 Williams JGP Achilles tendon lesions in sports Sports Med 1986; 3: 114-35 13 Nelen G, Martens M, Burssens A Surgcal treatment of chronic achilles tendonitis Am J Sports Med 1989;17 (6); 754-9 14 Leadbetter WB, Mooar PA, Lane GJ, et al The surgical traetment of chronic achilles tendinitis: clinical rationale and biologic basis Clin Sports Med 1992; 11 (4):679-712 15 Kannus P, Jozsa L Histopathological changes preceding spontaneous rupture of a tendon: a controled study of 891 patients J Bone Joint Surg Am: 1991: 73: 1507 16 Brubaker CE, James SL Injuries to runners J Sports Med 1974; 2: 189-98 17 Clancy WG Lower extremity injuries in the jogger and distance runner Physician Sports Med. 1974; 2: 46-50 18 Welsh RP, Codman J Clinical survey of Achilles tendinitis in athletes Can Med Assoc J 1980; 122: 193-5 18 19 Clement DB, Taunton JE, Smart GW Achilles tendinitis and peritendinitis:etiologie and treatment Am. J Sports Med 1984; 12: 179-8 20 Leppilahti J, Orava S, Karpakka J, et al. Overuse injuries of the achilles tendon Ann Chir Gynaecol 1991: 80: 202-7 21 Soma CA, Mandelbaum BR Achilles tendon disorders Clin Sports Med 1994; 13: 811-23 22 KvistM Achilles tendon injuries in athletes Sports Med 1994; 18 (3): 173-201 23 Rolf C, Movin T Etiologie, histology and outcome of surgery in Achillodynia Foot Ankle Int 1997; 18 (9): 565 24 Alfredson H, Pietila T, Lorentzon R Chronic Achilles tendinitis and calf muscle strength Am J Sports Med 1996; 24 (6): 829-33 25 Alfredson H, Lorentzon R Chronic Achilles Tendinosis Sports Med 2000Feb: 29 (2): 135-146 26 Silbernagel KG, Thomee R, Thomee P, Karlsson J Eccentric overload training for patients with chronic Achilles tendon pain Scan J Med Sci Sports 2001; 11: 197-206 27 Clain MR, Baxter DE Achilles tendinitis Foot and Ankle 1992; 13(8): 482-7 28 Kvist M Achilles tendon injuries in athletes Sports Medicine 1994; 18(3): 173-201 29 A Leach R, James S,Wasilewski S Achilles tendinitis Am J Sports Med 1981; 9: 93-98 30 Galloway MT, Jokl P, Dayton OW Achilles tendon overuse injuries Clin Sports Med 1992: 11 (4) : 771-82 31 DeMaio M, Paine R, Drez DJ Achilles tendonitis Orthopedics 1995: 18: 195-204 32 Mafi N, Lorentzon R, Alfredson H Superior short-term results with eccentric calf muscle training compared to concentric training in a randomized prospective multicenter study on patients with chronic achilles tendinosis Knee Surg. Sports Traumatol, Arthrosc 2001; 9: 42-47 33 Åström M On the nature and ethiology of chronic achilles tendinopathy [dissertation] Lund: University of Lund, 1997 34 Renström P, Johnson FJ Overuse injuries Sports Medicine 1985; 2: 316-23 35 Powell KE, Kohl HW, Caspersen CJ, et all An Epidemiological perspective on the causes of running injuries Physician Sportsmed1986; 14:100-14 36 Kvist M, Alanen J, Levola J Overuse injuries, osteochondroses and growing pains in the lower extremies of children. Some aspects of the role of physical activity and foot structure. Sport Medische Tijdingen 1989; 10: 249-58 37 Viitasalo J, Kvist M Some biomechanicalaspects of the foot and ankle in athletes with and withoutshin splints 19 Am J Sports Med 1983; 11: 123-30 38 Root ML, OrienWP et all Normal and abnormal function of the foot Clinical Biometrics, vol II. Los Angeles: Clin Biomech corporation, 1977 39 Brown LP et all Locomotor biomechanics and pathomechanics:a review J. Orthop Sports Phys Ther 1987: 9: 3-10 40 Kaufman KR, Brodine SK et all The effect of foot structure and range of motion on musculoskeletal overuse injuries Am J Sports Med 1999; 27: 585-93 41 Friberg O Clinical symptoms and biomechanics of lumbar spine and hip joint in leg length inequality Spine 1983; 8: 643-51 42 Friberg O, Kvist M Leg length inequality in athletes In Bachl N et all. Proceedings of the world Congress of sports medicine, Vienna 1982: Urban and Schwarzenberg, 1984: 984-92 43 Friberg O et all Leg length inequality in the etiology of low back pain and lower limb overuse injuries in young athletes Idrotts Medicine 1985; 5: 5-7 44 Kuljala UM et all Factors predisposing to patellar chondropathy and patellar apicitis Int Orthop 1986; 10: 195-200 45 Leach RE, Dilorio E, et all Pathologic hindfoot conditions in the athlete Clin Orthop 1983; 177: 116-21 46 Fuglsang F, Torup O Bursitis retrocalcanearis Acta Orthop Scand 1961; 30: 315-23 47 Roy S, Irvin R Sports Medicine. Prevention, evaluation, management and rehabilitation Englewood Cliffs: Prentice Hall Inc., 1983 48 Pavlov H, Heneghan MA, Hersh A, et all The haglund syndrome: initial and differential diagnosis Radiology 1982; 144; 83-8 49 Leach RE, et all Achiles tendinitis Am. J Sports med 1981; 9: 93-8 50 Leppilahti J, Orava S, Karpakka J, et all Overuse injuries of the achilles tendon Ann Chir Gynaecol 1991; 80:202-7 51 Kannus P, et al Sportsinjuries in elderly athletes: a three-year prospective, controlled study Age Ageing 1989; 18: 203-70 52 Niculescu V, Matusz P The clinical importance of the calcaneal tendon vasculature Morphol Embryol 1988; 34: 5-8 53 Hastad K , et all A clearance of radiosodium after local deposit in the achilles tendon Acta Chir Scan 1958-59; 116: 251-5 54 Marshall JL, et all Joint looseness: a function of a person and the joint Med Sci Sports exerc 1980: 12: 189-94 55 Liemohn WP Strength and traing: an exploratory study Int JU aging Hum Dev 1975; 6: 347-57 56 Kvist M 20 Achilles tendon injuries in athletes Sports Med 1994;18 (3): 173-201 57 Pagliano J, Jackson D The ultimate study of running injuries Runners World 1980; 42-50 58 Taimela S, Kujala U, Osterman K Stress injury progress: a prospective study during a physical training program Int J Sports Med 1990; 11: 162-5 59 Ekstrand J, Gillqvist J The frequency of muscle tightness and injuries in soccer players Am J Sports Med 1982; 10: 75-8 60 Taimela S Individual-related characteristics and musculoskeletal injuries with special reference to reaction time, mental ability and psychological factors (thesis) Annales Universitatis Turkuensis, Ser. D. 1991; 85:1-58 61 Malt U, et all Psychopathologyand accidental injuries Acta Psychiatr Scan 1987; 76: 261-71 62 Taimela S, Osterman K, Kuljala U, et all Motor ability andpersonality with reference to soccer injuries J Sports Med Phys Fitness 1990; 30: 194-201 63 Kerr G, Fowler B Relationship between psychological factors and sports injuries Sports Med 1988; 6: 127-34 64 Puddu G, Ippolito E, Postacchini F A classification of achilles tendon dissease Am J Sports Med 1976: 4 (4): 146-50 65 Shapiro JR, Fallat RW, Tsang RC, et all Achilles tendinitis and tenosynovitis. A diagnostic manifestation of familial type II hyperlipoproteinemia in childeren Am J Dis Child 1974; 128: 486-90 66 Gerster JC, et all The painfulle heel. Comparative study in Rheumatoid arthritis, ankylosing spondylitis, Reiters syndrome and generalized osteoarthrosis. Ann Rheum Dis 1977; 36: 343-8 67 Kuljala U, et all ABO blood groups and musculoskeletal injuries Injury 1992; 23: 131-3 68 Chorley JN, Cianca JC, Divine JG, Hew TD Baseline injury risk factors for runners starting a marathon training program Clin J Sport Med. 2002 Jan;12(1):18-23. 69 Hootman JM, Macera CA, Ainsworth BE, Martin M, Addy CL, Blair SN Predictors of lower extremity injury among recreationally active adults Clin J Sport Med. 2002 Mar;12(2):99-106. 70 Hreljac A, Marshall RN, Hume PA. Evaluation of lower extremity overuse injury potential in runners Med Sci Sports Exerc. 2000 Sep;32(9):1635-41 71 Alfredson H, Lorentzon R Chronic Achilles Tendinosis Sports Med 2000Feb: 29 (2): 135-146 72 Curwin S, StanishWD Tendinitis: its etiology and treatment Lexinton (MA): Collamore press, 1984 73 Archembault JM, Wiley P, Bray RC Exercise loading of tendons and development of overuse injuries Med 1995: 20 (2): 77-89 74 Józa L, Kannus P Human Tendons: anatomy, physiology and pathology. 21 Campaign (IL): human kinetics, 1997 75 Pinshaw R, et all The nature response to therapy of 196 consecutive injuries seen at a runners clinic S Afr Med J 1984; 65:291-8 76 Taunton JE, Ryan MB, Clement DB, McKenzie DC, Lloyd-Smith DR, Zumbo BD A prospective study of running injuries: the Vancouver Sun Run "In Training" clinics Br J Sports Med. 2003 Jun;37(3):239-44. 77 Taunton JE, Ryan MB, Clement DB, McKenzie DC, Lloyd-Smith DR, Zumbo BD. A retrospective case-control analysis of 2002 running injuries Br J Sports Med. 2002 Apr;36(2):95-101. 78 Pollock ML, Gettman LR, Milesis CA, et all Effects of frequency and duration of training on attrition and incidence of injuty Med Sci Sports Exerc 1977; 9: 31-6 79 Nicol C, Komi P, Marconnet P Fatigue effects of marathon running on neuromuscular performance. I: changes in muscle force and stiffenss characteristics Scand J Med Sci Sports 1991; 1: 10-7 80 Nicol C, Komi P, Marconnet P Fatigue effects of marathon running on neuromuscular performance. II: changes in force... Scand J Med Sci Sports 1991; 1: 18-24 81 Jörgensen U, Ekstrand J Significance of heel pad confinement for the shock absorption at heel strike Int J Sports Mec 1988; 9: 486-73 82 Mafi N, Lorentzon R, Alfredson H Superior short-term results with eccentric calf muscle training compared to concentric training in a randomized prospective multicenter study on patients with chronic achilles tendinosis Knee Surg. Sports Traumatol, Arthrosc 2001; 9: 42-47 83 Åström M On the nature and ethiology of chronic achilles tendinopathy [dissertation] Lund: University of Lund, 1997 84 Nigg BM, Morlock M The influence of lateral heel flare of running shoes on pronation and impact forces Med Sci Sports Exerc 1987; 9: 294-302 85 Razeghi M, Batt ME. Biomechanical analysis of the effect of orthotic shoe inserts: a review of the literature Sports Med. 2000 Jun;29(6):425-38. 86 Robinson J.M. e.a. The VISA-A questionnaire : a valid and reliable index of the clinical severity of Achilles tendinopathy. British journal of Sports Medicine 2001, 35 5 335-341. 87 Khan KM, Maffulli N Tendinopathy: an Achilles' heel for athletes and clinicians. [Lead editorial]. Clin J Sports Med 8:151-154, 1998 88 Blazina ME, Kerlan RK, Jobe FW, et al Jumper's knee Orthop Clin North Am 4:665-678, 1973. 89 Curwin S, StanishWD. Tendinitis: its etiology and treatment. Lexington: Collamore Press, 1984 90 Prince DD, McGrath PA, Rafii A, Buckingham B The validation of visual analog scales as ratio scale measures for chronic and experimental pain. Pain 1983; 17: 45-56 91 Mafi N, Lorentzon R, Alfredson H. Superior short-term results with eccentric calf muscle training compared to concentric training in a randomized prospective multicenter study on patients with chronic Achilles tendinosis. Knee Surg Sports Traumatol Arthrosc 2001; 9: 42-47 92 Silbernagel KG, Thomee R, Thomee P, Karlsson J. 22 Eccentric overload training for patients with chronic Achilles tendon pain--a randomised controlled study with reliability testing of the evaluation methods. Scand J Med Sci Sports 2001; 11: 197-206 93 Saini NS, Roy KS, Bansal PS et all A preliminarie study on the effects of ultrasound therapy on the healing of surgical severed achilles tendons in five dogs J Vet Med A Physiol Path Clin Med 2002; 49(6): 321-8 94 da Cunha A, Parizotto NA, Vidal Bde C The effect of ultrasound on repair of the achilles tendon of the rat Ultrasound Med Biolog 2001; 27(12):1691-6 95 Giombini A, Di Cesare A, Casciello G et all Hyperthermia at 434 Mhz in the treatment of overuse sport tendinopathies Int J Sports Med 2002;23(3): 207-11 96 Alfredson H, Lorentzon R Chronic tendon pain : no signs of chemical inflammation but high concentrations of the neurotransmitter glutamate Curr Drug Targets 2002; 3(1): 43-54 97 Binder A, Hodge G, Greenwood AM, et all Is therapeutic ultrasound effective in treating soft tissue lesions ? Brit Med J 1985; 290:512-14 98 Ebenbichler GR, Erdogmus CB, et all Ultrasound therapie for calcific tendinitis of the shoulder N Engl J Med 1999; 340:1533-8 99 Demmink JH Therapeutic Ultrasound, theoretical backrounds and clinical aplications. Theses, ISBN 90-393-3325-4, Universiteit Utrecht, 2003 100 Speed CA Therapeutic ultrasound in soft tissue lesions Rheumatology 2001;40(12): 1331-6 101 Almekinders LC, Deol G The effects of aging, antiimflammatory drugs, and ultrasound Am J Sports Med 1999; 27(4): 417-21 102 Nussbaum E The influence of ultrasound on healing tissues J Hand Ther 1998;11(2): 140-7 103 Gum SL, Reddy GK, et all Combined ultrasound, electrical stimulation, and laser… Am J Phys Med Rehabil 1997;76(4): 288-96 104 Warden S.J. A new direction for ultrasound therapy in sports medicine Sports Med 2003; 33(2): 95-107 105 De efectiviteit van fysische therapie. Hoofdstuk 4: Ultragreluid behandeling Rapport van de Gezondheidsraad 1999 106 Verhoeven ALJ, van den Heuvel CMF KNGF- Richtlijn informatieverstrekking huisarts