Carpaaltunnelsyndroom: verschil tussen versies

Uit FysioPedia
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
(Informatie over behandelmethode kan hier geplaatst worden .)
Regel 47: Regel 47:


Plastabletten en ontstekingsremmende pijnstillers helpen waarschijnlijk niet.
Plastabletten en ontstekingsremmende pijnstillers helpen waarschijnlijk niet.
Er bestaat sinds een aantal jaren een behandelmethode met een speciaal voor carpale tunnelsyndroom ontwikkeld apparaat. In Nederland zijn er zo'n 30 fysiotherapeuten die deze behandeling met succes toepassen en waarbij het slagingspercentage rond de 70% ligt. Er is tevens een website www.carpaletunnelsyndroom.nl waarop informatie over deze behandelmethode te vinden is.


== Wie kan helpen? ==
== Wie kan helpen? ==

Versie van 24 aug 2007 18:16

Wat is het?

Bij het carpaal tunnelsyndroom is een zenuw in de pols bekneld geraakt waardoor er klachten ontstaan. De zenuw (de nervus medianus, oftewel de middelste armzenuw) loopt door een soort tunnel aan de binnenkant van de pols. De carpale tunnel is een nauw kanaal dat wordt gevormd door de handwortelbeentjes en een stevig peesblad dat tussen de pink en de duim zit aan het begin van de handpalm. In die tunnel lopen de pezen van de spieren die de vingers kunnen buigen en de zenuw. De zenuw is door de zachte structuur het meest gevoelig voor druk.

De klachten bestaan meestal uit pijn in de hand en de vingers. Daarnaast kan er ook sprake zijn van een prikkelend, gezwollen of doof gevoel in de hand en vingertoppen. De klachten zijn aanwezig in het gebied rond de duim, wijsvinger en middelvinger. Het kan ook voorkomen dat de pijn uitstraalt naar de onderarm, elleboog en zelfs de schouder.

Mensen met het carpale tunnelsyndroom kunnen door de beknelde zenuw minder goed voelen wat ze vastpakken. Een ander verschijnsel is krachtverlies van de hand waardoor mensen zomaar dingen uit hun hand kunnen laten vallen.

Veel mensen hebben vooral ‘s nachts last van de pijn waardoor ze wakker worden.

Het carpaal tunnel syndroom valt onder CANS, dit staat voor ‘complaints of the arm, neck and/or shoulder’ oftewel klachten van de arm, nek en/of schouder. Dit is een omschrijving van een klachtencomplex die door veel zorgverleners wordt gehanteerd.

Waardoor kan het komen?

De beknelling ontstaat meestal omdat de zenuw dikker wordt of doordat de tunnel waar de zenuw doorheen loopt, nauwer wordt. Het is niet altijd duidelijk hoe dit komt maar hormonen kunnen een rol spelen. Waarschijnlijk neemt de hoeveelheid vocht in de weefsels dan toe waardoor er minder ruimte is in de tunnel. Zo treedt zwelling van bindweefsel op tijdens een zwangerschap en in de overgang. Bij een langzaam werkende schildklier en overproductie van het groeihormoon kan het syndroom ook opspelen maar dit komt minder vaak voor.

De peesscheden kunnen ook zwellen door irritatie die kan voorkomen bij reumatoïde artritis of andere reumatische ziekten. Ook bij diabetes mellitus (suikerziekte) komt het carpaal tunnelsyndroom vaker voor. Soms zijn er andere redenen dat de carpale tunnel te nauw wordt, zoals een benige afwijking, bijvoorbeeld een breuk of een ganglion. Dit is een omkapselde holte, gevuld met een geleiachtige vloeistof. Een ganglion is een onschuldige afwijking en ontstaat vanuit een peesschede of gewrichtskapsel, meestal zonder duidelijke oorzaak.

Mensen die veel herhaalde bewegingen moeten uitvoeren met handen en polsen, bijvoorbeeld bij intensief beeldschermwerk, lopen een verhoogd risico op het carpaal tunnelsyndroom. Waarschijnlijk wordt dit veroorzaakt door een lokale reactie van belaste spieren en pezen en een mogelijk verminderde doorbloeding ter plaatse. Vaak hangen de klachten dan samen met andere klachten in de hand en arm.

Hoe wordt het vastgesteld?

Op grond van het klachtenpatroon kan de diagnose worden vermoed. Met lichamelijk onderzoek kunnen gevoelstoornissen in duim,- wijs- en middelvinger worden gevonden. Met name een rektest van de zenuw kan klachten uitlokken. Ook kan de de duimmuis plaatselijk wat dunner blijken en soms kunnen er gevoelsstoornissen worden aangetoond van de vingers. Vaak worden er geen duidelijke afwijkingen gevonden en wordt de diagnose gesteld op grond van de klachten.

Bij andere aandoeningen, zoals een nekhernia of druk op andere zenuwen, kunnen deels dezelfde klachten voorkomen. Daarom moet door middel van neurologisch onderzoek zeker worden gesteld dat het om het carpaal tunnelsyndroom gaat.

Met bloedonderzoek kunnen eventuele oorzaken worden opgespoord. Als het vermoeden bestaat dat er een benige oorzaak is, bijvoorbeeld door een botbreuk, kan er een röntgenfoto gemaakt worden.

Met een EMG (elektromyografie) voor spieronderzoek kan de diagnose worden bevestigd. Op de EMG is een vertraging te zien van de zenuwgeleiding over dat deel van de zenuw dat in de carpale tunnel ligt.

Wat kan helpen?

Soms is er geen behandeling nodig als de klachten niet ernstig zijn, of van voorbijgaande aard, bijvoorbeeld tijdens de zwangerschap. Ook kan een spalk van kunstsof om gedaan worden waardoor de pols rust krijgt en de klachten af kunnen nemen. Het is aangetoond dat een spalk een gunstig effect kan hebben op de klachten.

Het slikken van corticosteroïden kan, in elk geval op de korte termijn, een gunstig effect hebben op de klachten. Dit geldt ook voor lokale injecties met corticosteroïden.

Vaak wordt er gekozen voor een operatie. Het is aangetoond dat een operatie in veel gevallen goed helpt om de klachten te verminderen. In sommige gevallen blijven echter wel wat restklachten bestaan. Tijdens de operatie wordt het dak van de carpale tunnel, die de verbinding vormt tussen de pink en duim, doorgesneden. Op die manier wordt de zenuw van de beknelling bevrijd. De operatie duurt ongeveer een kwartier tot een half uur. Het dragen van een spalk ná een operatie is juist ongunstig voor het herstel!

Sommige chirurgen voeren de ingreep uit als kijkoperatie. Hierbij opereert de chirurg met speciale instrumenten die via twee kleine sneetjes de pols ingaan. Het voordeel is dat de sneetjes klein zijn en er dus ook kleinere littekens ontstaan. Een nadeel is dat 2% van de kijkoperaties mislukt en dat bij een andere 2% het syndroom na verloop van tijd weer terugkomt.


Andere behandelingen

Uit beperkt wetenschappelijk onderzoek komen aanwijzingen dat yoga oefeningen en laser acupunctuur een gunstig effect kunnen hebben op korte termijn. Magneettherapie, manuele therapie en oefentherapie lijken op korte termijn geen effect te hebben.

Plastabletten en ontstekingsremmende pijnstillers helpen waarschijnlijk niet.

Wie kan helpen?

Bij de behandeling van een carpaal tunnelsyndroom is in eerste instantie de huisarts betrokken. Bij aanhoudende klachten verwijst deze naar een neuroloog. Een operatie wordt uitgevoerd door een neurochirurg of een plastisch chirurg.

Externe links