Complex Regionaal Pijn Syndroom

Uit FysioPedia
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Posttraumatische dystrofie (PD), ook wel Sudeckse dystrofie genoemd, is een slecht begrepen aandoening die soms aan een ledemaat kan ontstaan, meestal aan voet of hand, na letsel, vaak een opvallend klein of relatief onbeduidend letsel, zoals een lichte verstuiking of zelfs een prik van een injectienaald of een doorn.

Ontstaan, verschijnselen

Aanvankelijk valt vooral op dat het getroffen lidmaat veel meer pijn doet, en dat deze pijn veel langer aanhoudt, dan je zou verwachten aan de hand van het letsel. Naderhand ontstaan er meer symptomen die wijzen op een vegetatieve dysregulatie, (doorbloeding, temperatuursregulatie), waarbij het ledemaat blauw, paars of juist wit kan worden, de spieren uiteindelijk (ook door het niet gebruiken van het ledemaat) gaan atrofiëren en het bot kalk verliest en broos wordt. Deze symptomen treden op in een groter gebied dan het aanvankelijk aangedane gebied (bv bij een verstuikte enkel gaat het hele onderbeen meedoen).Is dat niet het geval dan mag per definitie niet van posttraumatische dystrofie worden gesproken. Het ledemaat doet hevig pijn waardoor de patiënt het vaak vrijwel niet meer durft te gebruiken. Dit is misschien een factor bij het instandhouden van de ziekte, zie verderop.

Beloop en behandeling

Vrij vaak gaat het in het begin nog spontaan over. Hoewel door behandelteams vaak wordt beweerd dat de kansen op herstel beter zijn als er vroeg met de behandeling wordt begonnen is nog nooit aangetoond dat het schijnbaar betere resultaat bij vroege behandeling niet het gevolg is van de natuurlijke neiging tot genezing van lichte gevallen.

Getracht werd/wordt tot nu toe de patiënt door middel van pijnstilling en vaatverwijders te genezen, vaak door intensieve behandeling door een pijnteam. Of dit effectief is als behandeling is echter nog maar zelden door gecontroleerd onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek aangetoond.

Er zijn factoren bekend (triggers) die de dystrofie kunnen uitlokken, onderhouden dan wel verergeren. Enkele voorbeelden zijn het carpale tunnel-syndroom, een neuroom, een triggerfinger of ulna band irritatie. Hier dient gericht naar gezocht te worden. Het ligt voor de hand dat door tijdige diagnose en gerichte behandeling van deze, vaak pijnlijke, triggers de vooruitzichten aanzienlijk verbeteren. Een specifieke vorm van posttraumatische dystrofie is het schouder hand syndroom waarbij de gehele bovenste ledemaat aangedaan is. Ook hier kunnen triggers een rol spelen zoals afklemming van de vaatzenuwbundel naar de arm (het thoracic outlet compression syndrome) t.g.v. verkleining van de pyramidale ruimte in de borstholte waar doorheen bloedvaten en zenuwen van de borst naar de arm lopen. Deze pyramidale ruimte is bij vrouwen aanzienlijk kleiner dan bij mannen. Deze arm afklemming (tocs) kan o.a. veroorzaakt worden door een verdraaide eerste borstwervel (vertebra (t1) facet lock). D.m.v. een chirurgische ingreep kan een "gelockte" wervel teruggedraaid worden ("unlocken"). Dit kan ook bereikt worden door een grote kracht in de juiste richting op de wervel uit te oefenen (biomechanische tractie). Het moge duidelijk zijn dat het vaak niet eenvoudig is triggers voor posttraumatische dystrofie op te sporen.

Een alternatieve aanpak

Recent (2004) is er op het gebied van deze ziekte grote commotie ontstaan doordat er in de media aandacht werd besteed aan een alternatieve genezeres in het voormalige Joegoslavië, die claimde deze aandoening te kunnen genezen. Een Nederlandse delegatie van anesthesisten met een aantal in Nederland vrijwel uitbehandelde patiënten bezocht haar, samen met een filmcrew om deze behandeling te kunnen zien en filmen.

Er viel op dat zij bepaald niet zachtzinnig met de patiënten omging, maar het aangetaste ledemaat juist krachtig manipuleerde. Een aanzienlijk percentage van de behandelde patiënten ging inderdaad sterk verbeterd naar huis! In Nederland is geprobeerd deze bevinding te reproduceren, waarbij er van de hypothese uitgegaan werd dat een van de voornaamste factoren die het probleem in stand houden de bewegings- en gebruiksangst van het lichaamsdeel van de patiënt is.

De eerste resultaten van deze benadering lijken veelbelovend. Waarschijnlijk zal binnenkort het advies aan dergelijke patiënten te zijn 'door de pijn heen' te gaan en het aangetaste ledemaat juist zoveel mogelijk te gebruiken.

Sommige patiënten hebben in het verleden zelfs in hun wanhoop een lidmaat laten amputeren (met medewerking van de arts). Dit kan echter averechts werken, omdat dan een ander lidmaat de ziekte overneemt. Het komt ook wel voor dat iemand met een dystrofische voet een dystrofische arm krijgt door het infuus waardoor de behandeling van het been wordt gegeven.