Wervelkolom
De menselijke wervelkolom bestaat uit 33 of 34 wervels, met tussen elke twee wervels een tussenwervelschijf. Bij 99,9% van de mensen klopt dit. In uitzonderlijke gevallen komt ook wel eens een zesde lendewervel voor.
Van boven naar beneden:
- 7 nekwervels (cervicale wervelkolom)
- 12 borstwervels (thoracale wervelkolom)
- 5 lendenwervels (lumbale wervelkolom)
- het heiligbeen, een vergroeiing van 5 wervels (sacrale wervelkolom)
- het stuit- of staartbeentje, een vergroeiïng van 4 of 5 wervels (coccygeale wervelkolom)
De naamgeving voor de individuele wervels wordt in jargon afgekort tot C1-C7 voor de cervicale- of nekwervels; tot T1-T12 of Th1-Th12 voor de thoracale- of borstwervels en tot L1-L5 voor de lumbale- of lendenwervels.
Het midden van de lendenwervels bevindt zich 2 cm boven de bekkenkam.
De wervels beschermen het ruggenmerg, en dragen het gewicht. Naarmate het te dragen gewicht groter wordt, worden ook de wervels groter en anders van vorm. De wervelkolom steunt op het bekken.
De wervelkolom van de mens heeft een s-vorm. Door deze vorm worden schokken die ontstaan bij lopen of rennen geïsoleerd van de gevoelige hersenen. De krommingen in deze s-vorm worden aangeduid met de termen kyfose en lordose. Een kyfose is een kromming met de bolle kant richting de achterzijde, zoals in de thoracale en de sacrale wervelkolom. Een lordose is een kromming met de bolle kant richting de voorzijde, zoals in de cervicale en de lumbale wervelkolom. Een scoliose is een onnatuurlijke kromming in links-rechts richting.